Prof. dr. Paul Parren vervult zijn functie als hoogleraar Moleculaire Immunologie aan het Leids Universitair Medisch Centrum in deeltijd naast zijn andere functies: wetenschappelijk directeur van Genmab en hoogleraar Translationeel Kankeronderzoek aan de universiteit van Zuid-Denemarken. Hij is expert in de biologie van antistoffen en de ontwikkeling van antistofgebaseerde medicijnen tegen kanker. De kansen tot samenwerking tussen kennisinstellingen en het bedrijfsleven kunnen beter benut worden, vindt hij.
Synergie tussen universiteit en bedrijfsleven kan helpen om ideeën en bevindingen te vertalen naar praktische toepassingen, stelt Parren. Zelf brengt hij dit al dertien jaar in de praktijk bij het biotechnologisch bedrijf Genmab, waar hij het grootste gedeelte van zijn werkweek besteedt aan het ontwikkelen van geneesmiddelen op basis van antistoffen sinds hij de overstap maakte van wetenschappelijk onderzoeker naar het bedrijfsleven. “Die synergie wordt steeds vaker gezocht”, stelt hij, “maar nog niet altijd gevonden. Het bedrijfsleven is op zoek naar nieuwe kennis en inzichten voor het maken van de juiste keuzes bij onderzoek en ontwikkeling van nieuwe producten. Veelal zoekt het bedrijf hiertoe contact met een onderzoeksgroep en sponsort research. Hierbij is het belangrijk dat er een open wisselwerking ontstaat waarbij ideeën, kennis, middelen en reagentia op basis van vertrouwen en goede afspraken gedeeld worden. Idealiter leidt dit tot baanbrekende resultaten, die publicaties in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften, financiering van vervolgonderzoek, octrooien en producten opleveren.
Wederzijds wantrouwen ligt echter op de loer. Een bedrijf zal, gelet op de verplichting om bevindingen te rapporteren, terughoudend zijn met de toegang tot productkandidaten en daarom een sterke onderzoeksfocus verwachten. In de kennisinstelling kan er wantrouwen jegens het bedrijf ontstaan over commerciële motivatie voor het onderzoek en mogelijke beperkingen of vertragingen van wetenschappelijke publicatie om octrooirechten te beschermen. Bouwen aan vertrouwen door transparantie en goede afspraken te maken over intellectueel eigendom en academische vrijheid is daarom essentieel.”
Het is de uitdaging om ideeën in toepassingen met een relevantie voor het behandelen van ernstige ziekten te vertalen, die hem zo aanspreekt. “Daar ben ik feitelijk al mijn hele carrière mee bezig”, zegt hij. “En daarom ben ik ook zo blij met mijn hoogleraarsaanstelling aan het Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden. Ik hoop vanuit deze positie de samenwerking tussen bedrijfsleven en academie verder te kunnen versterken.”
Funding problematisch
Want zoals Parren stelt: het kan beter. Funding van wetenschappelijk onderzoek is wereldwijd een probleem, stelt hij, beursgevers en overheden leggen steeds meer de focus op onderzoek dat op korte termijn tot toepassingen moet leiden. Ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel kan echter vaak 10-15 jaar of zelfs langer duren. Parren: “Kennisontwikkeling is een investering die meestal niet onmiddellijk tot toepassingen leidt. Genmab heeft, in samenwerking met kennisinstellingen, jaren geïnvesteerd in onderzoek naar de biologie van antistoffen. Deze kennis vertalen in nieuwe platforms voor verbetering van antistofgebaseerde medicijnen en deze platforms inzetten voor de ontwikkeling van nieuwe kankergeneesmiddelen zijn ook langetermijninvesteringen. Juist die behoefte aan een sterk kennisfundament is een sterke drijfveer voor bedrijfsleven en universiteiten voor het opzetten van samenwerkingen. Daarvan kan meer gebruik worden gemaakt.”
Dit geeft ook aan hoe belangrijk het is dat overheden in basaal onderzoek en algemene kennisontwikkeling blijven investeren, stelt Parren. “Hun focus ligt nu teveel op toepassing in de praktijk”, zegt hij, “maar je hebt ook een fundament nodig. De oplossing ligt deels in samenwerking tussen industrie en academie en daarin zien we nu teveel eenrichtingsverkeer: het bedrijf heeft een onderzoeksvraag en zoekt daar een wetenschapper bij. Universiteiten kunnen zich wat actiever opstellen.”
Hoge vlucht
Parren is gespecialiseerd in antistoffen. Hij onderzocht of een antistof tegen hiv bruikbaar is als basis voor vaccinontwikkeling tegen hiv en aids. Kennis die zich laat vertalen naar andere ziekten, zoals kanker. “Voor de behandeling hiervan zijn zelfs al veel meer monoklonale antistoffen goedgekeurd dan voor infectieziekten”, zegt hij. “Vooral de behandeling met antistoffen neemt in de oncologie een hoge vlucht. Het immuunsysteem van de patiënt inschakelen tegen de tumor is vooral bij hematologische kankers succesvol gebleken omdat deze goed toegankelijk zijn voor antistoffen. Voor solide tumoren geldt dit minder. Ook zien we dat solide tumoren meer moleculen tot expressie brengen die cellen beschermen tegen aanvallen van het eigen immuunsysteem. Het bleek dus nodig de antistoftherapieën te versterken en daarin hebben we de laatste jaren ook wel doorbraken gezien. Bispecifieke antistoffen zijn een goed voorbeeld. De laatste jaren zijn belangrijke technische beperkingen weggenomen, onder andere dankzij basaal wetenschappelijk onderzoek. De weg tot de ontwikkeling tot klinische toepassingen staat nu geheel open. Bij de biotechnologische en farmaceutische industrie zitten nu veel nieuwe moleculen in de pijplijn. In eerste instantie weer voor hematologie, maar de verwachting is dat dit zich snel naar solide tumoren zal vertalen.
Ook bij de ontwikkeling van antistof-toxineconjugaten liepen we aanvankelijk tegen technische beperkingen op. Weer een sprekend voorbeeld waar bedrijfsleven en academie elkaar kunnen helpen om verder te komen. Inmiddels heeft het tot twee geregistreerde geneesmiddelen geleid: brentuximab vedotine voor hodgkinlymfomen en trastuzumab-emtansine voor borstkanker. Hierdoor kunnen we de kankercellen blootstellen aan een hogere dosis toxine en dat is echt een doorbraak. Bedrijven zijn nu volop bezig ook voor andere kankers nieuwe typen toxines voor conjugatie aan antistoffen te ontwikkelen, bijvoorbeeld gericht op het DNA van tumoren.”
Discussie over dure geneesmiddelen
Het gaat hierbij om dure geneesmiddelen. “De ontwikkeling van geneesmiddelen is altijd kostbaar, maar deze zeker”, zegt Parren. “Bedrijven moeten een reële return on investment hebben, zonder dat kan een bedrijf niet investeren, en geneesmiddelontwikkeling is enorm risicovol. Het is goed dat discussie over de prijs van geneesmiddelen wordt gevoerd, maar die discussie is niet eenvoudig. Bepaal maar eens hoeveel een mensenleven waard is. De prijs die de maatschappij bereid is om te betalen zal per geneesmiddel en mogelijk zelfs per indicatie moeten worden bekeken. Het is primair de overheid die de dialoog hierover met de farmaceutische industrie en de specialisten moet aangaan. Maar het zou goed zijn als de patiënten ook partij werden in de discussie. In het hiv-veld hebben patiëntenorganisaties een enorm belangrijke rol gespeeld om geneesmiddelen breed beschikbaar te maken. Een van mijn belangrijkste motivaties om aan geneesmiddelenontwikkeling te werken, is de notie dat ze leven en gezondheid van patiënten verbeteren. De beschikbaarheid van geneesmiddelen voor alle patiënten binnen de goedgekeurde indicatie is daarbij essentieel.”
Drs. F. van Wijck, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2015 vol 6 nummer 6