De uitkomsten van een subanalyse van de eerste 135 patiënten van de HOVON 123-studie laten zien dat een aangepast behandelschema, dat bestaat uit zes kuren melfalan, bortezomib en prednison, bij oudere patiënten met multipel myeloom voor de meerderheid van de patiënten haalbaar is. Het onderzoek suggereert verder dat misschien een betere selectie van patiënten mogelijk is, aldus prof. dr. Sonja Zweegman, internist-hematoloog in het VUmc te Amsterdam, tijdens het Dutch Hematology Congress.
Sonja Zweegman presenteerde de eerste resultaten van de HOVON 123-studie, waarin uiteindelijk 240 patiënten worden geïncludeerd. Het doel van deze studie is om de haalbaarheid en effectiviteit van een qua dosering aangepast behandelschema bij nieuw gediagnosticeerde patiënten met multipel myeloom van 75 jaar of ouder te onderzoeken. Zweegman vertelde dat de aanleiding om te kijken naar het effect bij oudere patiënten was dat zij suboptimale behandelresultaten behalen ten opzichte van jongere patiënten. “Uit een Franse registratiestudie blijkt echter dat de progressievrije overleving vergelijkbaar is. We denken nu dat het optreden van toxiciteit tijdens de eerstelijnsbehandeling mogelijk impact heeft op het starten met een tweedelijnsbehandeling, en dat daarom de overleving slechter is.” Zweegman en collega’s keken in deze studie of een aangepast behandelschema voor oudere patiënten haalbaar is en of dit leidt tot betere uitkomsten.
Real-lifepopulatie
Voor de studie werden nieuw gediagnosticeerde patiënten behandeld met melfalan, bortezomib en prednison, maar in een aangepaste behandelschema (6 in plaats van 9 mg/m2 melfalan op dag 1-4 en 1 in plaats van 2 mg/kg prednison op dag 1-4). Daarbij werden patiënten behandeld met bortezomib (1,3 mg/m2) op dag 1, 8, 15 en 22. Doel was om negen behandelkuren te geven. Zweegman vertelde verder dat de exclusiecriteria voor de studie zeer beperkt waren, waardoor bijvoorbeeld ook patiënten met hartziekte of longaandoeningen konden deelnemen. “Tevens konden patiënten deelnemen die voor andere maligniteiten werden behandeld, zolang dit geen effect had op het beenmerg. Dit was een echte real-lifepopulatie bestaande uit oudere patiënten.”
Zweegman presenteerde een analyse met gegevens van 135 patiënten. De meerderheid van hen, 71%, werd geclassificeerd als kwetsbaar, en 22% als niet-fit. De Amsterdamse hoogleraar toonde vervolgens dat er geen significant verschil was in klinische uitkomsten tussen deze groepen wanneer werd gekeken naar de progressievrije (PFS) en algemene overleving (OS). De mediane PFS was 17 maanden bij de niet-fitte patiënten en 16 maanden bij de kwetsbare patiënten en de OS na 18 maanden respectievelijk 89 en 72%. Hierbij merkte Zweegman op dat de follow-upduur kort was.
Zes kuren haalbaar
Verder liet Zweegman zien dat negen van de 31 patiënten (29%) uit de niet-fitte groep stopten met de behandeling voor de negende kuur en dat dit het geval was bij 45 van de 96 patiënten (47%) uit de kwetsbare groep. “Maar wanneer je in detail naar deze data kijkt, zie je dat zes behandelkuren mogelijk waren bij 71% van de niet-fitte patiënten en bij 66% van de kwetsbare patiënten. Een schema met zes kuren gevolgd door onderhoudsbehandeling werd onlangs in een grote Spaanse studie onderzocht. Hoewel dit geen head-to-headvergelijking was, liet deze benadering zeker zo’n goede uitkomst zien als de klassieke negen kuren zonder onderhoud; mogelijk geldt dit dus ook voor niet-fitte of kwetsbare patiënten”, aldus Zweegman.
Om mogelijk voorspellingen te doen over de haalbaarheid van de behandeling keken de onderzoekers daarnaast naar relaties met de loopsnelheid en de knijpkracht in de handen. Zweegman merkte echter op dat er nog onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om een mogelijk verband aan te tonen. “Hiervoor moet de uiteindelijke analyse van de resultaten worden afgewacht. Toch lijkt het erop dat er al een signaal zichtbaar is: meer dan 60% van de mannen uit de kwetsbare groep en 50% van alle vrouwen uit deze groep hadden een normale handknijpkracht. Het is interessant om straks bij een groter aantal patiënten te onderzoeken of zij een betere uitkomst hebben dan de kwetsbare patiënten met een lage handknijpkracht. In iets mindere mate gold dit overigens ook wanneer werd gekeken naar de loopsnelheid.”
Zweegman concludeerde dat het uit negen kuren bestaande behandelschema bij de oudere patiënten leidde tot een groot aantal patiënten dat voortijdig stopte met de behandeling, maar dat zes kuren mogelijk waren bij ongeveer twee derde van de patiënten, ongeacht of ze niet-fit of kwetsbaar waren. “Op basis van deze preliminaire data van de HOVON 123-studie is te overwegen niet-fitte en kwetsbare patiënten ouder dan 75 jaar zes inductiecycli te geven in plaats van negen, en op basis van de Spaanse data eventueel de therapie met bortezomib in onderhoud voort te zetten gedurende twee of drie jaar.”.”
Drs. Twan van Venrooij, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 2