Prostaatkanker is, net als andere vormen van kanker, een heterogene aandoening. Een consortium van zes researchinstellingen onderzoekt hoe het gedrag van individuele (primaire) prostaattumoren op voorhand valt te voorspellen. Hierbij is onder andere een schone taak weggelegd voor zebravisjes. Afgelopen zomer startte het consortium zijn speurtocht naar methodieken voor een betere karakterisering van primaire prostaattumoren met behulp van een subsidie van ongeveer 1,8 miljoen euro afkomstig van KWF/Alpe d’HuZes.
Voor een man bij wie prostaatkanker wordt vastgesteld, is het (letterlijk) van levensbelang om te weten of de ziekte zich tot de prostaat beperkt (gelokaliseerde ziekte) of dat de ziekte zich reeds heeft uitgezaaid. In het laatste geval zijn de vooruitzichten relatief somber: genezing is dan zelden mogelijk en alle nieuwe behandelingen die de afgelopen tien jaar op de markt zijn gekomen, kunnen de overleving slechts verlengen. Beperkt de tumor zich echter tot de prostaat, dan is genezing in veel gevallen wel mogelijk. Maar ook dan blijkt de ene prostaattumor de andere niet.
“Een probleem in de praktijk is dat zo’n 20 tot 30% van de gelokaliseerde prostaattumoren zich niet aan het beschreven scenario houdt”, vertelt dr. Gabri van der Pluijm, verbonden aan het researchlaboratorium van de afdeling Urologie van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) in Leiden. “Bij 20 tot 30% van de mannen bij wie de ziekte op het moment van diagnose lokaal is, treden namelijk later – soms meer dan vijf jaar later – toch uitzaaiingen op. Met alle sombere vooruitzichten van dien. De oorspronkelijke, primaire tumor was blijkbaar toch agressiever dan op het moment van diagnose kon worden vermoed.
Het voornaamste doel van ons onderzoek is om methoden te ontwikkelen waarmee we het toekomstig gedrag van de prostaattumor op voorhand beter kunnen voorspellen. Zodat al in een vroeg stadium is aan te geven welke patiënten een hoog risico hebben op het ontwikkelen van latere uitzaaiingen. We willen graag weten wat de primaire tumoren die wel zullen uitzaaien, onderscheidt van de primaire tumoren die niet leiden tot uitzaaiingen.”
Consortium
‘We’ betekent in dit geval een consortium van onderzoekers afkomstig uit zes instituten: naast de afdeling Urologie van het LUMC – met Van der Pluijm als coördinator van het consortium – zijn ook de afdeling Urologie van het Erasmus MC (dr. Wytske van Weerden), het Instituut Biologie Leiden (dr. Ewa Snaar-Jagalska), de afdeling Farmacie van Universiteit Utrecht (prof. dr. Gert Storm), de afdeling Experimentele Urologie van het Radboudumc (prof. dr. Jack Schalken) en de Cancer Research Unit van de Universiteit van York (dr. Anne Collins) betrokken bij het onderzoek.
Van der Pluijm: “Het eerste wat we gaan doen om het gedrag van de tumoren beter te kunnen voorspellen, is het maken van een moleculair profiel van een verzameling primaire prostaattumoren. Daarbij kijken we op basis van mRNA naar de genexpressie in de tumorcellen. Aan de hand daarvan kunnen we voor iedere tumor aangeven welke moleculaire signaleringsroutes mogelijk betrokken zijn bij de overleving van de tumor en de kans op metastasering. Door dit te relateren aan het beloop van de ziekte, kunnen we hopelijk bepaalde moleculaire profielen en bijbehorende signaalroutes vinden die een voorspellende waarde hebben voor een agressief verloop van de ziekte. We voeren dergelijke analyses zowel retro- als prospectief uit. Voor dat laatste gaan we patiënten, na de moleculaire karakterisering van hun primaire tumor, enige jaren volgen.”
Kikkerproef
Het op basis van mRNA kunnen voorspellen wat de kans is dat de prostaattumor zich zal uitzaaien, is mooi, maar het blijft statistiek. Nog mooier is het als je het metastaserend vermogen van iedere afzonderlijke tumor in het laboratorium kunt testen. Dat is waar de zebravisjes in beeld komen, legt Van der Pluijm uit. “De onderzoekers van het Instituut Biologie Leiden hebben een techniek ontwikkeld waarbij je cellen kunt volgen die bij een zebravis zijn ingebracht. We gaan dit diermodel gebruiken om van een individuele prostaattumor na te gaan of de tumorcellen na inspuiten in de bloedbaan zich gemakkelijk in andere organen nestelen en daar nieuwe tumoren vormen. Een soort ‘kikkerproef’ om de agressiviteit van de tumor te bepalen.”
Tumorstamcellen
Zoals gezegd, is het nog niet mogelijk gemetastaseerde prostaatkanker te genezen. Een tweede doel van het onderzoek is daarom te zoeken naar nieuwe therapieën tegen de agressieve prostaattumoren. “Dat gaan we op een aantal manieren doen”, vertelt Van der Pluijm. “Om te beginnen kijken we of de signaalroutes die we vinden op basis van de moleculaire profielen, aanknopingspunten bieden voor nieuwe vormen van farmacotherapie. Zit ergens in de signaalroutes een achilleshiel en kunnen we die met bestaande of nog experimentele medicijnen raken? Dat laatste onderzoeken we door stukjes tumor van de patiënt in kweek te brengen en met diverse bestaande of experimentele medicijnen te bestoken. Zo zou je voor iedere individuele patiënt in het laboratorium eerst na kunnen gaan wat de optimale farmacotherapie is om de tumor te bestrijden. Daarbij kijken we ook of de medicijnen effectief zijn tegen de zogeheten tumorstamcellen, de kleine hoeveelheid cellen die de motor vormen achter de tumorgroei. Bekend is dat tumorstamcellen ongevoelig zijn voor veel vormen van therapie.”
Uiteindelijk moet het onderzoek leiden tot praktische methoden om zowel de primaire prostaattumor beter te karakteriseren als – op grond daarvan – een (nieuwe) behandeling op maat te kunnen geven. Van der Pluijm: “We hopen binnen de looptijd van dit project de hier beschreven methoden waarmee we dit willen bereiken, te kunnen ontwikkelen, te standaardiseren en te valideren. De stap naar de kliniek komt daarna.”
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2016 vol 7 nummer 2