De Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO) is, samen met de internist-oncologen en de chirurg-oncologen, een van de drie oprichters van de Stichting Oncologische Samenwerking (SONCOS). Prof. dr. Coen Rasch, hoogleraar Radiotherapie in het Amsterdam UMC, locatie AMC, en voorzitter van de NVRO, over de groei van het aantal radiotherapeutische interventies, de sterke internationale positie van de Nederlandse radiotherapie en de samenwerking tussen NVRO en SONCOS.
Radiotherapie wordt steeds vaker toegepast. Daar zijn goede redenen voor, legt Coen Rasch uit. “De belangrijkste is wel dat we met z’n allen ouder worden. En ouder worden komt met gebreken. Kanker is primair een ziekte van de ouder wordende mens. Dus naarmate we ouder worden, krijgen in absolute aantallen meer mensen kanker. Dat zien we ook gebeuren.”Maar dat is niet het enige. Het aantal behandelmogelijkheden neemt eveneens toe. “We kunnen nu bijvoorbeeld kleine longtumoren bestralen, dat kon vroeger niet. Voorheen was opereren de standaardbehandeling, nu kunnen we met een stereotactische bestraling, een precisiebestraling met heel hoge dosering, gericht een klein deel van de long bestralen.”En er is een derde reden. “Doordat we steeds beter tumoren kunnen behandelen, neemt de levensverwachting van mensen met kanker toe. Maar naarmate je langer met kanker leeft, kunnen zich in die levensfasen weer nieuwe uitzaaiingen voordoen, die we dan opnieuw behandelen. Die levensverlenging is daarmee mede oorzaak van nieuwe radiotherapeutische behandelingen.”
Buitenbeentje
Een stap terug naar de ontstaansgeschiedenis van de NVRO. Die bestaat sinds 1978, als afsplitsing van de Nederlandse Vereniging voor Radiologie. “Die afsplitsing was zinvol. Wij zijn vooral behandelaar, de radioloog is vooral diagnosticus. Bovendien houden wij ons voor 99% bezig met de oncologische behandeling, en doen radiologen de diagnostiek bij veel verschillende ziektebeelden. Het lag dus voor de hand om zelfstandig te worden.”De NVRO heeft ondertussen 605 leden, waarvan 310 radiotherapeuten, maar bijvoorbeeld ook veel klinisch fysici. In de jaren is de Nederlandse radiotherapie uitgegroeid tot een internationaal belangrijke speler. “De Nederlandse radiotherapie staat mondiaal op een hoog peil. Dat komt onder meer door de Wet bijzondere medische verrichtingen (WBMV) uit 2012. De overheid wees daarmee aan in welke ziekenhuizen radiotherapeutische voorzieningen mochten komen. Dat leidde al snel tot concentratie van zorg, want je zet niet in elk ziekenhuis een versneller neer.”Concentratie van zorg is bij de radiotherapie dus al jaren een vanzelfsprekendheid. “We zijn wat dat betreft een buitenbeentje onder de medische specialismen. Waar zij steeds meer toewerken naar concentratie van zorg, werken wij al jaren zo. Wij hebben ook geen interne discussies over voor- en nadelen van concentratie van zorg. We weten niet beter.”
MRI-Linac
Dat betekent dat de radiotherapeut veel patiënten ziet. “Een radiotherapeutische afdeling moet minimaal 2.000 patiënten per jaar behandelen. Dat is een volumenorm die de NVRO zichzelf heeft opgelegd. We leren daar veel van, en het maakt het makkelijker om wetenschappelijk onderzoek te doen. Je ontwikkelt eerder iets nieuws als je met tien man op één afdeling werkt, dan met tien man verdeeld over vijf afdelingen. De Nederlandse radiotherapeuten zijn ook verantwoordelijk voor veel belangrijke ontwikkelingen in de radiotherapie.”Een mooi voorbeeld is de MRI-Linac, een recente innovatie van de radiotherapie in het UMC Utrecht. “Je kunt daarmee exact bepalen waar de tumor zich bevindt tijdens de behandeling. Daardoor kun je veel nauwkeuriger bestralen dan voorheen. Dat verkleint het risico dat er gezond weefsel geraakt wordt. Bovendien kun je ook meer soorten kanker behandelen, bijvoorbeeld tumoren in organen die diep in het lichaam liggen en zeer beweeglijk zijn, zoals van de alvleesklier of het rectum. De internationale radiotherapie profiteert van deze innovatie. De Utrechtse radiotherapeuten hebben alle reden om trots te zijn.”
Multidisciplinaire behandeling
De NVRO is samen met de internist-oncologen en de chirurg-oncologen een van de drie oprichters van SONCOS. Een logische keuze, vindt Rasch. “Een monodisciplinaire behandeling van tumoren is zeldzaam. Of het nu gaat om borstkanker, longkanker of andere kankervormen, de behandeling is multidisciplinair. Dat lukt alleen met een goede afstemming. Wanneer geef je chemotherapie, wanneer radiotherapie, wie is hoofdbehandelaar, hoe doen we verwijzingen? Dat moet je goed bespreken met elkaar. SONCOS is daarvoor hét gremium.”Rasch deelt de mening van prof. dr. Kees Verhoef, voorzitter van de Vereniging voor Chirurgische Oncologie (NVCO) over SONCOS. Elke schakel bepaalt de sterkte van de gehele keten, stelde hij in de vorige editie van Oncologie Up-to-date. “Klopt. Daarom is SONCOS belangrijk. Het draagt eraan bij dat alle schakels sterk zijn. Dat zie je terug in de hoge kwaliteit van onze oncologische zorg.”En SONCOS staat niet stil. Rasch is blij dat de stichting de samenwerking zoekt met de Federatie Medisch Specialisten (FMS). “De meerwaarde daarvan is dat je geen dingen dubbel doet, en dat je met één stem kunt spreken richting andere instanties, zoals het ministerie van VWS en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De gesprekken over dat partnerschap lopen al, dat is geen geheim. Beide partijen willen het ook graag.”
Verouderde richtlijnen
Toch ziet Rasch ook aandachtspunten. Zo hoopt hij dat het Normendocument (Multidisciplinaire normering oncologische zorg in Nederland), waarin de randvoorwaarden voor goede oncologische zorg staan verwoord, niet al te uitgebreid wordt. “Dat moet een behapbaar document blijven, dat voor iedereen invoelbaar blijft. Ik hoop dat SONCOS daar alert op blijft.”En er is nog iets: de multidisciplinaire richtlijnontwikkeling in de oncologie ligt al langere tijd stil. “De coördinatie daarvan is afgestoten door het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). Met als gevolg dat deze richtlijnen verouderen. Sommige zijn al jaren niet meer bijgewerkt. Ik hoop dat SONCOS de coördinatie voor haar rekening gaat nemen. Dat is een taak die uitstekend bij haar past.”Of dat ook gaat gebeuren, daar moet snel over besloten worden, stelt Rasch. “Liefst al in 2019. Het mag in ieder geval niet te lang meer duren. We moeten de multidisciplinaire richtlijnen in de oncologie snel weer up-to-date krijgen.”
Drs. Michel van Dijk, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2018 vol 9 nummer 6