In haar presentatie tijdens de plenaire sessie van de IASLC 2021 World Conference on Lung Cancer brak dr. Jamie Chaft (New York, Verenigde Staten) een lans voor immunotherapie als behandeling van patiënten met resectabel niet-kleincellig longcarcinoom.1 “Welke patiënten in aanmerking komen voor de toevoeging van immunotherapie aan chemotherapie en wanneer de immunotherapie het beste gegeven kan worden, moet echter nog goed uitgezocht worden.”
“Peri-operatieve chemotherapie verbetert de overleving van patiënten met resectabel niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met ongeveer 5% ten opzichte van chirurgie alleen”, begon Jamie Chaft. “Deze al oude data gebruiken we nog dagelijks in de kliniek. Ik denk echter dat het beter kan.” Ze liet vervolgens zien dat er voor de behandeling van gemetastaseerde NSCLC de laatste tientallen jaren grote vooruitgang is geboekt. “Afgezien van interessante data voor osimertinib bij EGFR-gemuteerd NSCLC in het afgelopen jaar, zijn er voor de vroege stadia van NSCLC niet veel nieuwe ontwikkelingen geweest. Mogelijk dat immunotherapie hierbij een rol kan spelen,” zei Chaft.
In enkele pilotstudies naar immunotherapie bij vroeg-stadium NSCLC die zij vervolgens besprak, lijkt immunotherapie werkzaam bij deze patiënten. “In deze studies werden niet alleen majeure pathologische responsen gezien, maar ook enkele pathologisch complete reponsen (pCR).” De vraag is of deze bevindingen zich ook vertalen naar een verbetering van klinische uitkomstmaten zoals de eventvrije overleving (EFS), ziektevrije overleving (DFS) of algehele overleving (OS).
CheckMate 816
Op dit moment lopen er meerdere studies naar de werkzaamheid van pre-operatieve chemo-immunotherapie bij NSCLC. “De data van een van deze studies, de CheckMate 816, zijn onlangs gepresenteerd.”2 In deze studie werden patiënten met resectabel stadium IB-IIIA-NSCLC gerandomiseerd naar nivolumab plus chemotherapie of alleen chemotherapie, gevolgd door resectie. Chaft: “De resultaten wat betreft de pathologische responsen waren zeer overtuigend. De diepte van de respons was beter met chemo-immunotherapie en de het percentage pCR verbeterde van 2,2% met chemotherapie naar 24,0% met chemo-immunotherapie.” Daarnaast was het aantal pneumonectomieën dat uitgevoerd moest worden lager bij patiënten die behandeld werden met chemo-immunotherapie en lag het aantal R0-resecties juist hoger bij deze patiëntengroep. “Dit zijn klinisch zeer betekenisvolle data.”
IMpower010
Inmiddels wordt ook in meerdere studies onderzocht wat de meerwaarde is van adjuvante immunotherapie bij resectabel NSCLC. De IMpower010-studie is de eerste studie met resultaten op dit gebied.3 In deze studie werden patiënten met compleet gereseceerd stadium IB-IIIA-NSCLC eerst behandeld met platinumbevattende chemotherapie, waarna randomisatie plaatsvond naar atezolizumab of best supportive care. De patiënten met PD-L1-positieve tumoren lieten een duidelijk betere DFS zien (HR 0,66). “Ook werd er een voordeel gezien van adjuvante immunotherapie ongeacht de PD-L1-status, al waren deze resultaten minder indrukwekkend (HR 0,79).” Deze studie lijkt er ook op te wijzen dat er geen voordeel is van de adjuvante behandeling met immunotherapie voor patiënten die nooit gerookt hebben, patiënten met PD-L1-negatieve tumoren en patiënten met EFGR-mutaties of ALK-herschikkingen.
Op basis van de door haar gepresenteerde gegevens ziet Chaft een duidelijke rol voor immunotherapie bij de behandeling van vroeg-stadium NSCLC. Zij gaf hierbij wel aan dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen adenocarcinomen en plaveiselcelcarcinomen, en dat immunotherapie in de preoperatieve setting vergeleken moet worden met immunotherapie in de postoperatieve setting. “Op deze manier kunnen we nog openstaande vragen beantwoorden, waaronder welke patiënten baat hebben bij de toevoeging van immunotherapie aan chemotherapie en wanneer dit het beste gedaan kan worden.”
Referenties
1. Chaft J, et al. WCLC 2021: abstr PL05.04.
2. Forde PM, et al. AACR Annual Meeting 2021; abstr CT003.
3. Wakelee HA, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15);8500.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist