Uit de PACIFIC-studie bleek dat adjuvant durvalumab de progressievrije en algehele overleving verbetert van patiënten die na gelijktijdige chemoradiatie geen progressie vertonen.1 Merle Ronden-Kianoush, MD (Amsterdam UMC), vertelde tijdens de IASLC 2021 World Conference on Lung Cancer hoe de resultaten van deze studie de dagelijkse praktijk in Nederland hebben beïnvloed.2
Gelijktijdige chemoradiatie gevolgd door adjuvant durvalumab is sinds 2018 de standaardbehandeling geworden bij inoperabel stadium III niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC), nadat de PACIFIC-studie liet zien dat adjuvant durvalumab de progressievrije en algehele overleving verbetert van patiënten die na gelijktijdige chemoradiatie geen progressie vertonen.1 Merle Ronden-Kianoush onderzocht hoe de resultaten van deze studie de dagelijkse praktijk in Nederland hebben beïnvloed.2 Daarvoor analyseerde ze de aanbevelingen die drie Nederlandse multidisciplinaire tumorboards hebben gegeven voor de behandeling van patiënten met stadium III-NSCLC die zich presenteerden in de periode van 2015 tot 2019. Bij deze drie tumorboards waren in totaal zeven ziekenhuizen betrokken. Behandeling met radicale intentie werd gedefinieerd als gelijktijdige chemoradiatie (CCRT) of multimodaliteitschema’s met geplande operaties. Durvalumab kwam in Nederland na december 2017 via een early access-programma beschikbaar voor patiënten die na voltooiing van CCRT geen progressie vertonen. Sinds 2019 zit het in het basispakket.
Vaker behandeling met radicale intentie
Tussen 2015 en 2019 presenteerden zich 855 patiënten met stadium III-NSCLC bij de betrokken ziekenhuizen, waarvan 95% werd besproken in een multidisciplinaire tumorboard. Voor 63% van hen was het advies na deze bespreking een behandeling met radicale intentie te ondergaan (47% CCRT, 16% operatie), 52% van hen ontving deze ook daadwerkelijk. Sinds 2018 kreeg 57% van de patiënten adjuvant durvalumab na voltooiing van CCRT. “Tussen 2015 en 2017 kreeg 46% van de patiënten een behandeling met radicale intentie. Dit nam toe tot 55% in de periode van 2018 tot 2019”, vertelde Ronden-Kianoush.
Factoren die van invloed waren op het niet ondergaan van een behandeling met radicale intentie waren: hogere leeftijd (≥70 jaar), WHO-performance score ≥2, Charlson Comorbidity Index ≥2, FEV1 minder dan 80% van de voorspelde waarde, N3-ziekte en periode van diagnose. Het percentage patiënten dat CCRT kreeg, nam toe van 34% in 2015-2017 tot 42% in 2018-2019, waarbij het percentage patiënten dat sequentiële chemoradiatie kreeg, afnam. Het percentage operaties bleef gelijk, en vroege toxiciteit en mortaliteit kwamen in beide periodes ongeveer even vaak voor.
Ronden-Kianoush wees erop dat in de praktijk maar de helft van de patiënten met stadium III-NSCLC fit genoeg was om een behandeling met radicale intentie te krijgen. “De bevindingen uit dit onderzoek benadrukken de onvervulde behoeften van patiënten die niet in aanmerking komen voor behandeling met radicale intentie.”
Referenties
1. Antonia SJ, et al. N Engl J Med 2017;377:1919-29.
2. Ronden-Kianoush MI, et al. WCLC 2021; abstr MA06.06.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist