Dr. Luis Paz-Ares (Madrid, Spanje) presenteerde tijdens de IASLC 2021 World Conference on Lung Cancer de resultaten van de fase 3-ATLANTIS-studie.1 In deze studie wordt de effectiviteit en veiligheid onderzocht van de combinatie lurbinectedin/doxorubicine in de tweede lijn bij patiënten met gemetastaseerd kleincellig longcarcinoom.
Lurbinectedin is een alkylerend middel dat waarschijnlijk werkt via remming van transcriptie, en ook een modulerend effect heeft op het micromilieu van de tumor. Vorig jaar verleende de FDA goedkeuring voor gebruik als monotherapie in de tweede lijn bij patiënten met gemetastaseerd kleincellig longcarcinoom (mSCLC). De combinatie lurbinectedin met doxorubicine (doxo) vertoonde synergistische activiteit in preklinische studies, en veelbelovende activiteit in een fase 1-studie in de tweede lijn bij patiënten met SCLC, met name bij degenen met een chemotherapievrij interval van ten minste dertig dagen. Op basis daarvan werd de fase 3-ATLANTIS-studie opgezet.
In deze studie werden 613 patiënten geïncludeerd met gevorderd SCLC die progressie vertoonden na één lijn platinumhoudende chemotherapie, en een chemotherapievrij interval hadden van ten minste dertig dagen. Na 1:1 randomisatie kregen ze lurbinectedin (2 mg/m2) plus doxo of een standaardbehandeling (topotecan of CAV). Profylaxe met G-CSF was in beide armen verplicht.
Vergelijkbare effectiviteit
“De primaire uitkomstmaat, de algehele overleving (OS), werd in deze studie niet bereikt”, liet Luis Paz-Ares zien. De overlevingscurves van beide armen overlapten elkaar, met een mediane OS van 8,6 maanden in de experimentele arm en 7,6 maanden in de standaardarm (HR 0,97; p=0,70). De OS-resultaten waren vergelijkbaar in alle relevante subgroepen. De progressievrije overleving verbeterde licht in de experimentele arm ten opzichte van de standaardarm, en bereikte wel statistische significantie (HR 0,83; p=0,04). De mediane PFS was in beide armen 4,0 maanden, het percentage PFS na zes maanden was 31,3% met lurbinectedin/doxo versus 24,4% in de standaardarm.
“Patiënten met een lang chemotherapievrij interval of die voorafgaand anti-PD-1/PD-L1-therapie hadden gekregen, profiteerden het meest, patiënten met een kort chemotherapievrij interval (<90 dagen) of hersenmetastasen leken het minst te profiteren.”
Het algehele responspercentage was vergelijkbaar in beide armen, de mediane responsduur was langer met lurbinectedin/doxo (5,7 versus 3,8 maanden; HR 0,58; p=0,001).
Minder hematologische toxiciteit
Behandeling met lurbinectedin/doxo leidde minder vaak tot bijwerkingen van graad 3 of hoger (alle bijwerkingen 47,2% versus 75,4%; serieuze bijwerkingen 12,5% versus 28,7%), waardoor stopzetten van de behandeling of dosisreductie minder vaak nodig was. Ook overleden minder patiënten aan de gevolgen van behandelingsgerelateerde bijwerkingen (0,3% versus 3,5%). “Dit kwam vooral door minder myelosuppressie, zoals significant minder neutropenie, anemie en trombocytopenie. Niet-hematologische bijwerkingen kwamen ongeveer even vaak voor.”
Hoewel de effectiviteit vergelijkbaar was en de primaire uitkomstmaat niet werd bereikt, laat de ATLANTIS-studie wel superieure veiligheid en verdraagbaarheid zien met lurbinectedin/doxo ten opzichte van de standaard, concludeerde Paz-Ares. Mogelijk is het effect van lurbinectedin/doxo door de lagere dosis (2 mg/m2) minder dan verwacht zou kunnen worden van lurbinectedinmonotherapie (3,2 mg/m2). Nieuwe combinaties van lurbinectedin met andere cytostatica (onder andere irinotecan) en immuuncheckpointremmers worden onderzocht.
Referentie
1. Paz-Ares L, et al. WCLC 2021; abstr PL02.03.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist