Cisplatine in combinatie met gemcitabine of paclitaxel is geregistreerd voor de eerstelijnsbehandeling bij gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom. Tijdens het virtuele WCLC 2020 presenteerde dr. Caicun Zhou (Shanghai, China) de resultaten van de fase 4-LIPUSU-studie waarin de effectiviteit en toxiciteit werd vergeleken van cisplatine/paclitaxel-liposoom versus cisplatine/gemcitabine bij patiënten met stadium IIIB/IV niet-kleincellig longcarcinoom.1 De effectiviteit bleek niet significant verschillend tussen beide behandelarmen. De combinatie met paclitaxel-liposoom bleek echter geassocieerd met een betere verdraagbaarheid.
Platinumhoudende chemotherapie is in combinatie met een derdegeneratiechemotherapeuticum, zoals gemcitabine of paclitaxel, de standaardeerstelijnsbehandeling bij gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC). “In China is paclitaxel-lipsoom de enige geregistreerde liposomale formulering van paclitaxel”, vertelt Caicun Zhou.
Zhou en collega’s onderzochten in de fase 4-LIPUSU-studie de effectiviteit en veiligheid van eerstelijnsbehandeling met cisplatine plus paclitaxel-liposoom (LP) versus cisplatine plus gemcitabine (GP) bij patiënten met squameus, stadium IIIB/IV NSCLC. Hiervoor werden 540 patiënten gerandomiseerd naar LP (n=268) dan wel GP (n=272). De primaire uitkomstmaat was de progressievrije overleving (PFS). Secundaire uitkomstmaten waren het objectieve responspercentage (ORR), algehele overleving (OS), ziektecontrolepercentage (DCR) en de toxiciteit.
Vergelijkbare effectiviteit
De mediane PFS was niet significant verschillend tussen beide behandelarmen, namelijk 5,2 maanden in de LP-arm versus 5,5 maanden in de GP-arm (HR 1,03; p=0,7415). De mediane OS was 14,6 maanden met LP versus 12,5 maanden met GP (HR 0,67; p=0,2147). Ook was er geen significant verschil in de ORR en DCR: respectievelijk 41,8% versus 45,9% en 90,3% versus 88,1% bij behandeling met LP en GP.
De meest voorkomende bijwerkingen kwamen relatief vaker voor in de GP-arm, met als meest voorkomende anemie (LP versus GP respectievelijk 71,3% versus 80,7%), leukopenie (46,9% versus 60,6%), neutropenie (43,0% versus 55,0%), trombocytopenie (17,0 versus 48,0%) en misselijkheid (27,9% versus 41,6%). Van de bijwerkingen die bij ten minste 20% van de patiënten werden gerapporteerd, kwam alleen alopecie significant vaker voor met LP dan met GP (37,0% versus 14,9%). Anemie en trombocytopenie van graad 3 of hoger kwamen significant minder vaak voor met LP dan met GP: 14,3% versus 31,2% en 1,5% versus 14,1%. Neutropenie (28,3% versus 35,5%) en leukopenie (19,0% versus 23,4%) van graad 3 of hoger kwamen daarentegen vaker voor in de LP-arm, hoewel er geen significant verschil bleek te zijn.
Zhou: “LP en GP hebben een vergelijkbare effectiviteit bij chemotherapienaïeve patiënten met squameus, stadium IIIB/IV NSCLC. Hoewel bijwerkingen van elke graad ongeveer even vaak optraden in beide behandelarmen, kwamen bijwerkingen van graad 3 of hoger significant vaker voor met GP. Bovendien werd de behandeling minder vaak stopgezet vanwege bijwerkingen in de LP-arm dan in de GP-arm. Gezien de lagere toxiciteit en betere verdraagbaarheid van LP wordt deze therapie aanbevolen als eerstelijnsbehandeling bij patiënten met gevorderd, squameus NSCLC.”
Referentie
1. Zhou C, et al. WCLC 2020: abstr MA01.04.
Carmen Paus, MSc, medical writer