Dr. Wallace Akerley (Salt Lake City, Verenigde Staten) presenteerde tijdens de virtuele WCLC 2020 de resultaten van een interimanalyse van de INSIGHT-studie.1 In deze studie wordt gekeken naar de mogelijkheid van het voorspellen van therapie-uitkomsten bij gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom met behulp van klinische factoren en host immune profiling.
De belangrijkste biomarker voor het inzetten van immunotherapie bij gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) is PD-L1-expressie, maar niet alle patiënten met een hoge PD-L1-expressie laten een respons zien op mono-immunotherapie. “Er wordt dan ook veel onderzoek gedaan naar betere biomarkers”, zei Wallace Akerley. Hij is de hoofdonderzoeker van INSIGHT, een multicenter, real-world, observationele studie waarin gebruikgemaakt wordt van host immune profiling (gebruikmakend van bloed van patiënten) om de uitkomsten van behandeling met een checkpointremmer te voorspellen. In de INSIGHT-studie zijn inmiddels meer dan 3.700 patiënten geïncludeerd. De inclusiecriteria zijn ruim: NSCLC van alle graderingen, alle histologische typen en alle lijnen therapie en ECOG-performance scores zijn toegestaan.
Hot en cold
Host immune profiling is een klinisch gevalideerde proteomische classificator (host immune classifier; HIC) die gebruikmaakt van massaspectrometrie en machine learning-algoritmen om de immuunrespons van patiënten ten aanzien van hun kanker te karakteriseren. Daarbij worden twee labels gegenereerd, HIC-hot of HIC-cold. HIC-cold is geassocieerd met chronische inflammatie en over het algemeen een slechtere prognose.
Akerley presenteerde een interimanalyse van de INSIGHT-studie naar de resultaten van een subgroep van patiënten met nieuw-gediagnosticeerde, gevorderde NSCLC die in eerste lijn behandeld werden met mono-immunotherapie of chemo-immunotherapie, met minstens één jaar follow-up. “Wat betreft de algehele overleving (OS) was er geen significant verschil tussen beide groepen”, zei hij. Vervolgens is voor beide behandelgroepen gekeken hoe verschillende klinische factoren (PD-L1-expressie, performance status en HIC) correleerden met OS.
Significant betere OS
Het bleek dat de OS, wanneer gekeken werd naar een hoge of lage performance score, significant verschillend was bij patiënten in de chemo-immunotherapiegroep (waarbij een lage score een significant betere OS gaf). In de mono-immunotherapiegroep werd geen verschil gezien in OS tussen patiënten met een hoge of lage score.
Wat betreft de performance status bleek dat in de mono-immunotherapiegroep de OS significant beter was bij patiënten met een goede (0-1) versus een slechte (2+) score. Dit verschil in OS werd niet gezien in de groep patiënten die behandeld werd met chemo-immunotherapie.
Voor HIC, tot slot, was er zowel in de mono-immunotherapiegroep als de chemo-immunotherapiegroep sprake van een significant betere OS voor HIC-hot versus HIC-cold.
Multivariate analyse
Verdere multivariate analyse liet zien dat bij mono-immunotherapie HIC en leeftijd onafhankelijke voorspellende factoren waren voor OS. Bij de combinatietherapie werden er geen voorspellende factoren gevonden. Akerley legde uit hoe deze bevindingen kunnen helpen de juiste eerstelijnsbehandeling te selecteren. “We zagen dat HIC-cold-patiënten met een goede performance score en een hoge PD-L1-expressie een slechte OS hebben met mono-immunotherapie. Op basis daarvan veronderstellen we dat deze patiënten mogelijk voordeel hebben van de toevoeging van chemo- aan immunotherapie. Aan de andere kant heeft de groep patiënten met HIC-hot een goede OS onafhankelijk van de behandelkeuze en mogelijk dat bij hen de behandeling gede-escaleerd kan worden naar mono-immunotherapie”, aldus Akerley.
Referentie
1. Akerley W, et al. WCLC 2020; abstr MA08.03.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist