Patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom die een mutatie hebben in zowel KRAS als TP53 reageren beter op immuuncheckpointremmers dan patiënten die geen van deze of maar één van deze mutaties hebben. Dat blijkt uit een metacohortanalyse die dr. Lin Li (Peking, China) presenteerde tijdens de virtuele WCLC 2020.1
Mutaties in KRAS en TP53 komen vaak voor bij patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC), en zijn geassocieerd met een betere effectiviteit van immuuncheckpointremmers (ICI’s). Er is echter nog weinig bekend over het effect wanneer beide genen gelijktijdig gemuteerd zijn. Lin Li en haar onderzoeksteam voerden een metacohortanalyse uit op acht cohorten met in totaal 1.129 NSCLC-patiënten.
Ze verzamelden retrospectief de klinische en genetische gegevens van een eigen cohort (3DMED; n=37), en van nog eens zeven cohorten uit het publieke domein (n=1.092) van patiënten met niet-plaveiselcel NSCLC, zonder mutaties in EGFR of ALK, die waren behandeld met PD-1- of PD-L1-remmers, al dan niet in combinatie met een CTLA4-remmer. Daarbij keken ze naar het objectieve responspercentage (ORR), de algehele overleving (OS) en de progressievrije overleving (PFS) in relatie tot het voorkomen van mutaties in KRAS en/of TP53. Gegevens over de ORR en PFS waren beschikbaar van 868 patiënten, en over de OS van 831 patiënten. Het betrof zowel gegevens uit klinische studies als real-worlddata.
Interactie
“In de gehele populatie waren KRAS- en TP53-mutaties in bescheiden mate geassocieerd met een betere respons op ICI’s. Als we de populatie verdelen in KRAS-gemuteerd en TP53-gemuteerd zien we dat alleen wanneer beide mutaties gelijktijdig aanwezig zijn, de patiënten aanzienlijk voordeel hadden van behandeling met ICI’s. Comutatie van TP53 en KRAS was geassocieerd met een betere ORR en PFS na behandeling met ICI’s, maar mutatie van alleen TP53 of KRAS niet”, meldde Li.
De mediane PFS was 10,5 maanden bij patiënten met TP53/KRAS-comutaties, ten opzichte van ongeveer drie maanden (3,1; 2,8 en 3,2 maanden) bij alleen TP53-mutatie, KRAS-mutatie of wildtype (p<0,001). De onderzoekers zagen geen statistisch significant effect van comutaties op de OS.
In het POPLAR/OAK-cohort identificeerden ze TP53/KRAS-comutaties als een predictieve biomarker voor profijt van atezolizumab ten opzichte van docetaxel, onafhankelijk van andere biomarkers zoals tumormutatielast (TMB) en PD-L1-expressie.
“Onze studie suggereert dat predictieve biomarkers niet altijd even predictief zijn in elke subpopulatie, er kunnen interactie-effecten optreden. Toekomstig onderzoek naar predictieve biomarkers voor immunotherapie zou zich moeten richten op de invloed die verschillende biomarkers op elkaar hebben, bijvoorbeeld door een interactieterm toe te voegen aan het Cox proportional hazard-regressiemodel”, aldus Li.
Referentie
1. Li X, et al. WCLC 2020; abstr OA07.06.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist