Een behandeling met de combinatie van lurbinectedin en irinotecan bij patiënten met kleincellig longcarcinoom die progressie vertoonden op een eerstelijnsbehandeling, laat een goede antitumoractiviteit zien.1 Dit blijkt uit een fase 1-studie waarvan dr. Santiago Ponce-Aix (Madrid, Spanje) de resultaten presenteerde tijdens de virtuele WCLC 2020. De combinatie was ook werkzaam bij patiënten die resistent waren voor platinum.
Lurbinectedin is een nieuw middel dat antitumoractiviteit bewerkstelligt door middel van remming van actieve transcriptie in tumorgeassocieerde macrofagen, waardoor interleukine (IL)-6, IL-8, C-C motif chemokine ligand 2 (CCL2) en vascular endothelial growth factor (VEGF) gedownreguleerd worden. In combinatie met irinotecan trad in een preklinische studie een synergistisch effect op, wat de aanleiding was voor een fase 1-studie met deze combinatie.2 Deze studie bestaat uit drie cohorten, waarvan Santiago Ponce-Aix de resultaten van de SCLC-patiënten uit het eerste cohort presenteerde. De behandeling in dit cohort bestond uit lurbinectedin 2 mg/m2 op dag 1 en irinotecan 75 mg/m2 op dag 1 en dag 8 met granulocyte colony stimulating factor (G-CSF). In totaal werden er 21 SCLC-patiënten geïncludeerd. 38% van hen had twee eerdere behandellijnen ontvangen en 19% had progressie op eerdere platinumbevattende therapie.
Neutropenie
“De belangrijkste bijwerkingen van graad 1 en 2 die we zagen met de combinatie waren vermoeidheid, diarree, anorexia, misselijkheid en afwijkende labwaarden”, zei Ponce-Aix. Bij 28% van de patiënten werd diarree van graad 3 of 4 gezien, waarbij hij aangaf dat dit voornamelijk graad 3 betrof. Daarnaast had 9,5% van de patiënten febriele neutropenie van graad 3 of 4 en werd bij bijna 62% neutropenie van graad 3 of 4 gerapporteerd. “Desondanks waren er geen patiënten die de behandeling staakten vanwege deze bijwerkingen en werden er ook geen sterfgevallen gemeld wegens behandelingsgerelateerde bijwerkingen.”
Goede ORR
Het objectieve responspercentage (ORR) voor de gehele groep patiënten was 62% en de mediane progressievrije overleving (PFS) 6,2 maanden. Ponce-Aix: “Patiënten die platinumgevoelig waren, hadden zeer goede resultaten met een ORR van 69% en een mediane PFS van 8,1 maanden. Ook patiënten die refractair waren voor platinum lieten een respons zien, met een ORR van 50% en een mediane PFS van 4,8 maanden.”
Daarnaast is ook gekeken naar de werkzaamheid van lurbinectedin plus irinotecan in de tweede- en derdelijnssetting. Bij patiënten voor wie dit de tweedelijnsbehandeling was, was de ORR 77% en de mediane PFS 8,5 maanden. In de derdelijnssetting werden een ORR van 38% en een mediane PFS van 4,2 maanden bereikt. “Ook patiënten met hersenmetastasen kunnen een mooie respons laten zien op de combinatie”, zei Ponce-Aix. Daarbij werden er langdurige responsen gerapporteerd met lurbinectedin plus irinotecan en lag de mediane tijd tot respons rond de derde behandelcyclus.
Ponce-Aix: “We kunnen dan ook concluderen dat de combinatie van lurbinectedin plus irinotecan na progressie op een eerstelijnsbehandeling bij SCLC opmerkelijke antitumoractiviteit laat zien, waarbij er ook responsen gezien worden bij patiënten met een slechte prognose. De toxiciteit is hanteerbaar en wordt gekenmerkt door hematologische bijwerkingen, diarree en vermoeidheid. Dit cohort gaat dan ook uitgebreid worden naar in totaal 47 SCLC-patiënten en verdere ontwikkeling van deze combinatie bij SCLC lijkt gerechtvaardigd.”
Referenties
1. Ponce-Aix S, et al. WCLC 2020; abstr OA11.04.
2. Harlow ML, et al. Cancer Res 2016;76:6657-68.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist