Lurbinectedin lijkt ook in de real-worldsetting een klinisch relevante therapeutische optie te zijn voor uitgebreid voorbehandelde patiënten met kleincellig longcarcinoom of maligne pleuraal mesothelioom, blijkt uit een Nederlandse studie. Longarts dr. Daphne Dumoulin (Erasmus MC Kankerinstituut, Rotterdam) presenteerde deze resultaten tijdens de IASLC 2021 World Conference on Lung Cancer.
De vervolgbehandeling bij patiënten met kleincellig longcarcinoom (SCLC) of maligne pleuraal mesothelioom (MPM) zijn heel beperkt, vertelde Daphne Dumoulin. “Voor patiënten met SCLC die binnen drie maanden ziekteprogressie hebben, is alleen topotecan beschikbaar, met een responspercentage van ongeveer 10% en een mediane overleving van vier tot vijf maanden. Voor mesothelioompatiënten hebben we helemaal geen geregistreerde tweedelijnsoptie.” Wel is tijdens de ASCO Annual Meeting 2021 een studie gepresenteerd met vinorelbine in de tweede lijn bij MPM, met een lichte verbetering van de progressievrije overleving, maar geen verschil in algehele overleving.1 De PROMISE-meso-studie met pembrolizumab in de tweede lijn bij MPM toonde verbetering van de respons, maar geen effect op de progressievrije of algehele overleving.2
Lurbinectedin, een selectieve remmer van oncogene transcriptie, liet veelbelovende resultaten zien in fase 2-studies bij SCLC in de tweede lijn. “Een studie bij patiënten met SCLC, van wie 93% in de tweede lijn, liet een responspercentage zien van 35%.3 Dit resulteerde in een registratie in de Verenigde Staten, waar het nu een standaardbehandelmogelijkheid is geworden. Een zelfde studie bij mesothelioom resulteerde niet in registratie.”
Meer voorbehandelde groep
“Wij hebben onze patiënten deze behandeling ook aangeboden, en hebben 43 SCLC-patiënten en 52 MPM-patiënten behandeld.4 Van de patiënten met SCLC is de helft behandeld in de derde lijn, de rest in de vierde of nog verdere therapielijn. Hierbij was het responspercentage 16%, met een algehele overleving van 7,0 maanden, en ziektecontrole bij 28% van de patiënten. Bij de patiënten met MPM was de ziektecontrole 29%, er waren geen responders, maar wel een algehele overleving van 7,2 maanden.”
Dat deze real-worlddata slechter zijn dan de gepubliceerde data was te verwachten, aldus Dumoulin. “De mensen in onze studiegroep waren veel uitgebreider voorbehandeld. In de klinische studie zijn bijna alle patiënten in de tweede lijn behandeld, onze patiënten in de derde, vierde of latere lijn. Ze hadden ook een hogere ECOG-score, het was een minder fitte patiëntengroep. Al met al zou lurbinectedin bij deze groep patiënten wel toekomst kunnen hebben. Misschien niet als monotherapie, maar wellicht in combinatie met immuuncheckpointremmers, multi-targeted tyrosinekinaseremmers of chemotherapie. Dat zijn ook combinaties die inmiddels worden onderzocht.”
Zie ook het video-interview met dr. Daphne Dumoulin op Oncologie.nu
Referenties
1. Fennell DA, et al. ASCO 2021: abstr 8507.
2. Popat S, et al. Ann Oncol 2020;31:1734-45.
3. Trigo J, et al. Lancet Oncol 2020;21:645-54.
4. Dumoulin D, et al. WCLC 2021: abstr P63.01.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2021 vol 12 nummer 6