Prof. dr. Joachim Aerts (Erasmus MC Kanker Instituut, Rotterdam) ging tijdens het Nationale Longkanker Symposium in op de potentiële rol van immunotherapie bij NSCLC in de adjuvante setting. De resultaten van grote fase 3-studies op dit vlak worden pas vanaf 2021 verwacht. Aerts legde de vraag voor of het wel verstandig is om hierop te wachten.
Doel van een adjuvante behandeling is om het risico op recidief te verminderen en het effect van de initiële behandeling te maximaliseren. Joachim Aerts stelde dat dit betekent dat bij NSCLC stadium I-III een adjuvante behandeling gericht zou moeten zijn op het voorkomen van lokale recidieven als gevolg van een inadequate primaire behandeling. Verder is er ook een rol bij onjuist gestadieerde stadium I-III-patiënten, stelde Aerts. “Bij patiënten met niet-gedetecteerde metastasen is het doel van adjuvante behandeling om systemische recidieven te voorkomen door vroegtijdige behandeling.”
Er zijn ook aanwijzingen dat immunotherapie systemische effecten heeft, toonde de Rotterdamse hoogleraar vervolgens aan de hand van resultaten van de PACIFIC-studie met durvalumab versus placebo bij patiënten met gevorderd stadium III-NSCLC.1 Aerts rekende voor dat behandeling met durvalumab voornamelijk het aantal afstandsmetastasen leek te verminderen, terwijl het aantal lokale recidieven in beide onderzoeksarmen ongeveer vergelijkbaar was. “Het lijkt erop dat het optreden van lokale recidieven niet wordt beïnvloed door de behandeling met durvalumab.” Mogelijk is het belangrijkste effect van durvalumab het vertragen of misschien zelfs voorkomen van afstandsmetastasen, postuleerde Aerts. Hij stelde verder dat een belangrijke vraag momenteel is of anti-PD-(L)1-therapie bij stadium IV-NSCLC de cure rate kan verhogen.
Een andere nog onbeantwoorde vraag is wat precies de effecten zijn van immunotherapie op vroeg-stadium-NSCLC. “Mogelijk respondeert de ziekte in een vroeg stadium beter, omdat dan nog minder sprake is van immuunsuppressie”, vertelde Aerts. “Uit analyse van weefsel dat is verzameld in het kader van de NVALT 12-studie bleek dat stadium IV-patiënten met hoge aantallen immuunsuppressieve MDSC-cellen in de tumor slechter respondeerden op immunotherapie dan patiënten met lage aantallen van dit soort cellen.2 Nu blijkt uit nog ongepubliceerde data van onze groep dat deze cellen juist bij stadium I-NSCLC nog nauwelijks aanwezig zijn. Bij stadium IV kunnen ze aanwezig zijn, maar hierin is een grote variatie tussen patiënten.”
Studieresultaten vanaf 2021
Momenteel lopen verschillende studies naar (neo)adjuvante therapie met PD-(L)1-remmers, maar veel resultaten zijn er nog niet. Wel zijn er enkele veelbelovende aanwijzingen over de effecten, liet Aerts zien. In een kleine studie met 22 patiënten resulteerde neoadjuvante behandeling bij 43% in een goede pathologische respons.3 Verder leidde de behandeling bij de meeste patiënten tot stabiele ziekte (85%), en was bij 10% sprake van een partiële respons en bij 5% progressieve ziekte. Aerts: “Momenteel lopen vier fase 3-studies in de adjuvante setting. In deze studies worden meer dan 4.000 patiënten geïncludeerd, maar eigenlijk beantwoorden ze allemaal dezelfde vraag. Daarbij worden de eerste resultaten pas verwacht vanaf 2021. Als we op de uitkomsten hiervan wachten voordat we dit in de praktijk gaan brengen, zullen we dus nog jaren hiermee moeten wachten.”
Verder loopt momenteel een groot aantal studies waarin wordt gekeken naar combinaties van chemo- of radiotherapie en immunotherapie, met misschien synergistische effecten. Zo vonden Aerts en collega’s aanwijzingen dat radiotherapie mogelijk leidt tot activering van het immuunsysteem. “Na stereotactische bestraling was er een toename van het aantal circulerende CD8+ cellen.4 Dat suggereert dat sprake was van activering van het immuunsysteem na de radiotherapie.” Daarnaast zijn er aanwijzingen dat behandeling met chemotherapie kan leiden tot hogere responsen op immunotherapie.
Referenties
1. Antonia SJ, et al. N Engl J Med 2017;377:1919-29.
2. De Goeje PL, et al. Oncoimmunology 2015;4:e1014242.
3. Chaft JE, et al. J Clin Oncol 2017;35(15 suppl):8508.
4. De Goeje PL, et al. Am J Respir Crit Care Med 2017;196:1224-7.
Drs. Twan van Venrooij, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2018 vol 9 nummer 2