In de afgelopen tien jaar nam de vijfjaarsoverleving voor kanker toe van 58% naar 69%, zo bleek eind augustus uit analyses van de Nederlandse Kankerregistratie. Maar zo’n getal is wel heel eendimensionaal. Hoe zit het met verschillende soorten kanker, speelt de verschuiving naar gunstiger types kanker een rol in de toename, en vertekent vroegdiagnostiek het beeld niet te veel? Een gesprek met onderzoeker dr. Otto Visser, hoofd kankerregistratie bij het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL).
De vijfjaarsoverleving van kanker neemt elk jaar met bijna 1% (procentpunt) toe, blijkt uit analyses van de Nederlandse Kankerregistratie. Die baseert zich daarbij voor de vitale status (al dan niet overleden) op informatie vanuit de Basisregistratie Personen. “Zo’n getal als 1% gaat al snel zijn eigen leven leiden, wat niet per se onze bedoeling is”, zegt Otto Visser. “We willen de communicatie graag simpel houden, maar eigenlijk zijn er meer nuances nodig.”
Volgens de laatste berekening ligt de relatieve overleving, waarbij is gecompenseerd voor sterfte aan andere doodsoorzaken, op 66% voor patiënten die in de periode 2011-2020 de diagnose kanker kregen. Tien jaar eerder lag dat nog op 58%. De tienjaarsoverleving is gestegen naar 59%, in de periode 1991-2000 was dit nog 43%.
Verschuiving naar gunstiger tumortypes
De genoemde percentages zijn gemiddelden voor alle soorten kanker. Bij sommige soorten kanker is de overleving relatief veel gestegen, bijvoorbeeld bij hematologische maligniteiten zoals leukemie en non-hodgkinlymfoom, prostaat- en nierkanker. Andere kankersoorten, zoals mesothelioom en alvleesklierkanker, profiteren nauwelijks van de vooruitgang.
Uit de cijfers blijkt wel dat er in de loop der tijd een verschuiving in incidentie plaatsvond van kankers met een slechte prognose, zoals long- en maagkanker, richting kankers met een gunstiger prognose, zoals borst- en prostaatkanker. Hoe weet je dan dat de verbeterde overleving te danken is aan betere behandelingen en accuratere diagnostiek, en niet puur aan die verschuiving? “Ik heb nog nooit uitgerekend hoe de overleving zich in de laatste dertig jaar ontwikkelt als je compenseert voor die verschuiving”, zegt Visser. “Maar sowieso zien we bij vrijwel alle afzonderlijke soorten kanker een verbetering in overleving. Het kan dus nooit alleen aan een verschuiving liggen.”
Betere tumorclassificatie
Ook de redenering ‘de overleving stijgt alleen omdat je bij een vroegere diagnose automatisch langer overleeft’, gaat volgens Visser niet op. “Voor sommige kankers speelt vroegdiagnostiek zeker een rol, maar lang niet bij alle. Bij hematologische maligniteiten wordt de diagnose niet vroeger gesteld dan voorheen. En juist bij die kankers is heel veel verbetering opgetreden.”
Er zijn nog meer kankersoorten waarbij vroegdiagnostiek geen rol speelt. “Bijvoorbeeld kanker van de galwegen, lever, pancreas, slokdarm, baarmoeder, eierstokken of het hoofd-halsgebied”, somt Visser op. “Ook bij die kankersoorten is de verbetering dus bijna altijd te danken aan betere behandeling óf aan betere classificatie, waardoor artsen de behandeling beter kunnen afstemmen op het subtype kanker. Dat laatste effect speelt trouwens ook zeker mee bij hematologische maligniteiten, en bijvoorbeeld bij borstkanker. De overleving stijgt als de patiënt een juist afgestemde behandeling krijgt.”
Zo draagt ook betere organisatie van zorg bij aan een betere overleving, merkt Visser op. “Als alle relevante specialisten meedenken in een multidisciplinair overleg, dan draagt dat bij aan een betere classificatie en dus betere behandeling. Maar hoe groot die bijdrage is in termen van betere overleving, kun je helaas niet uitrekenen.”
Minder vooruitgang bij uitgezaaide kanker
Bij bepaalde kankers, zoals maag- en alvleesklierkanker, neemt de overleving maar heel langzaam toe. “Dat zijn meestal kankers die bij de diagnose al zijn uitgezaaid”, zegt Visser. “We zijn bezig met een publicatie waarin we de vooruitgang bij niet-uitgezaaide kanker vergelijken met die bij uitgezaaide kanker. Daar zien we ook duidelijk de trend dat juist bij die eerste groep de overleving toeneemt.” Als uitzondering noemt Visser de hematologische maligniteiten. “Die kun je ook beschouwen als uitgebreid: de kanker zit in het hele lichaam. Maar deze tumoren reageren toevallig heel goed op nieuwe therapieën.”
Naar de overleving bij zeldzame kankers heeft Visser niet in detail gekeken. “We weten wel uit eerder onderzoek dat die als groep een kortere overleving hebben en dat de vooruitgang trager verloopt.”
Mediane leeftijd
Wat is de invloed van vergrijzing op de overlevingscijfers? “We corrigeren voor de leeftijdsverdeling, dus dat heeft geen invloed op de cijfers”, antwoordt Visser. “Overigens is de leeftijdsverdeling onder kankerpatiënten niet heel erg veranderd. Mensen denken vaak dat de gemiddelde leeftijd van kankerpatiënten in de afgelopen dertig jaar gestegen is, maar de mediane leeftijd ligt nog steeds rond de 65 jaar. Dit komt mede doordat borstkanker, als een van de meest voorkomende vormen van kanker, relatief vaak jonge vrouwen treft. We zien wel tegenwoordig wat meer erg oude kankerpatiënten, doordat mensen vaker een hoge leeftijd bereiken.”
Effecten van de pandemie
Bij de analyses waren alle ogen gericht op de effecten van COVID-19: zou minder optimale behandeling een negatieve invloed hebben op de overleving? “Dat lijkt niet het geval”, zegt Visser. “We hebben hiervoor gekeken naar de één- en tweejaarsoverleving. We corrigeren onze cijfers sowieso altijd voor de gemiddelde levensverwachting in de algehele populatie, en die is door COVID-19 gedaald. Maar die daling is niet anders voor kankerpatiënten dan voor niet-kankerpatiënten: beide groepen zijn dus in gelijke mate getroffen door de pandemie.”
Door het stilleggen van bevolkingsonderzoeken en minder PSA-metingen bij de huisarts zijn er wel relatief minder kankers in vroege stadia gevonden. “Dat betekent dat de overleving voor bijvoorbeeld borst- of darmkanker is gedaald”, legt Visser uit. “Tenminste, als je kijkt naar de totale groep patiënten. Maar zoom je in per stadium, dan zie je geen negatief effect van COVID-19.” Het analyseren van dit soort gegevens is statistisch complex. “We gaan er nog dieper in duiken om meer inzichten te verkrijgen”, aldus Visser.
Toekomst
Verwacht Visser dat de stijging van ongeveer 1 procentpunt per jaar zich eindeloos door zal blijven zetten? Zodat we uiteindelijk naar bijna 100% vijfjaarsoverleving gaan? “Niemand kan in de toekomst kijken, ik ook niet. Maar ik zie wel dat de stijging al heel lang heel constant is. Zelf verwacht ik dat veel kleine verbeteringen zullen blijven bijdragen aan een betere overleving. Ik geloof niet in één grote klapper. Dat is in het verleden wel vaker beweerd, maar dat bleek dan uiteindelijk telkens niet te kloppen.”
Dr. Diana de Veld, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2022 vol 13 nummer 6