In de afgelopen jaren deden verschillende nieuwe zorgberoepen hun intrede in de zorg, waaronder die van physician assistant en verpleegkundig specialist. Voor artsen en zorgmanagers is niet altijd duidelijk wat de nieuwe zorgprofessionals in hun mars hebben, laat staan wat de verschillen tussen hen zijn. Physician assistant Denise Buter, MPA, en verpleegkundig specialist Karin Aarsman, MSc, beiden werkzaam bij de afdeling Hematologie in het UMC Utrecht, gaan in op de verschillen tussen hun beroepen en werkzaamheden.
Physician assistants en verpleegkundig specialisten zijn in het leven geroepen in het kader van de taakherschikking, waarbij laag-complexe en/of protocollaire zorg door ‘nieuwe’ zorgprofessionals wordt overgenomen van de arts. Inmiddels weten de meeste medisch specialisten wat de nieuwe zorgprofessionals ongeveer doen. Niet precies dus; als het gaat om het aannemen van een nieuwe medewerker, is vaak onduidelijk welke zorgprofessional het best past. Karin Aarsman: “Vaak wordt iemand aangenomen op basis van ervaring. Als een arts of afdeling veel ervaring heeft met een physician assistant, dan wordt opnieuw gekozen voor een physician assistant. Maar afhankelijk van wat er nodig is, zou een verpleegkundig specialist misschien beter passen.”
Opleiding
De basis voor de verschillen tussen een physician assistant en een verpleegkundig specialist ligt in de opleiding en misschien zelfs in het voortraject. “Alleen verpleegkundigen komen in aanmerking voor de opleiding tot verpleegkundig specialist; voor de opleiding tot physician assistant komen ook andere zorgprofessionals in aanmerking, zoals diëtisten of fysiotherapeuten”, vertelt Aarsman. Denise Buter vult aan: “Een physician assistant wordt vooral geschoold in het medische domein, terwijl een afgestudeerd verpleegkundig specialist zowel medische als verpleegkundige expertise heeft. Daarnaast lopen physician assistants tijdens de opleiding coschappen bij verschillende disciplines, zodat zij alle facetten van de geneeskunde leren kennen.” Verpleegkundig specialisten in spe lopen geen coschappen op andere afdelingen. Zij worden opgeleid binnen een bepaald expertisegebied.
Generiek versus specifieke patiëntenpopulaties
Door de generieke opleiding worden veel physician assistants in de praktijk ingezet als zaalarts. Buter: “Tijdens de coschappen moet je de status van een minimaal aantal patiënten bijhouden, consulten voeren, differentiaaldiagnoses opstellen en het beleid bepalen. Dat komt samen in je rol als zaalarts. Je hebt dan niet alleen te maken met hematologische problemen, patiënten ontregelen ook op andere gebieden.”
Buter werkt niet alleen op zaal, maar ook op de dagbehandeling, waar zij consulten voert en verrichtingen doet, zoals beenmergpuncties en buikvetonderzoek. Daarnaast beoordeelt zij of patiënten die ingepland staan voor chemotherapie, deze inderdaad kunnen krijgen. Verder doet zij stamcelafarese op de verpleegafdeling. De verschillende functies vervult zij volgens roosters: een aantal maanden zaalarts, een aantal maanden op de dagbehandeling of - in mindere mate - de polikliniek. “Ik houd mij niet met bepaalde patiëntengroepen bezig, maar behandel of spreek alle patiënten die op de dagbehandeling komen of op zaal liggen”, legt ze uit.
Voor Aarsman ligt dat anders: zij houdt zich juíst met bepaalde patiëntengroepen bezig. Ze is het vaste aanspreekpunt voor ‘haar’ patiënten tijdens het zorgtraject dat patiënten doorlopen en zorgt zo voor continuïteit van zorg. “Ik zie patiënten meestal op de polikliniek”, vertelt ze. “Vooral in de behandelfase, maar ook wel in de diagnostische fase.”
Waar Buter van veel verschillende disciplines iets afweet, weet Aarsman van enkele (complexe) ziektebeelden heel veel: multipel myeloom en AL-amyloïdose. Daardoor kan Aarsman als consulent optreden voor zaalartsen, indien er problemen optreden bij patiënten met deze aandoeningen. Buter over haar collega: “Bij patiënten met multipel myeloom kunnen veel comorbiditeiten voorkomen, waar de gemiddelde zaalarts niets van weet. Zij kunnen bij Karin terecht voor advies. Dat is echt de kracht van een verpleegkundig specialist.”
In principe is een verpleegkundig specialist ook opgeleid in het verpleegkundig domein, maar in haar huidige functie werkt Aarsman vooral in het medische domein. “Daar is binnen de hematologie voor gekozen, maar het kan per discipline verschillen”, vertelt zij. Voordat zij in de hematologie begon, was ze verpleegkundig specialist op de afdeling Infectieziekten. “Daar had ik veel te maken met psychosociale aspecten van een patiënt. Ook in mijn huidige werk spreek ik patiënten over het leven en de omgang met de ziekte multipel myeloom, en integreer ik de geprotocolleerde medische zorg met de hoog-complexe verpleegkundige zorg.”
Met haar verpleegkundige achtergrond heeft zij patiënten veel te bieden. “Patiënten die ik zie, zijn meestal wat ouder en hebben veel bijkomende problemen. Doordat ik meer tijd voor hen heb dan een arts en de patiënt vanuit een ander perspectief benader, krijg ik andere vragen en verhalen te horen dan een arts. Dat helpt om goede zorg te leveren.”
Overlap maakt sterk
Soms is er overlap tussen de werkzaamheden van Buter en Aarsman, bijvoorbeeld in consulten op de dagbehandeling of op de polikliniek voor late behandeleffecten. Dat geeft geen frictie, integendeel. “We zitten niet in elkaars vaarwater”, zegt Buter. “Beiden willen we de zorg verbeteren, maar dat doen we ieder op ons eigen medische gebied. Door samen te werken en met elkaar mee te denken, versterken we de zorg. We bedenken ook samen zorginnovaties, zoals voor ziekenhuis verplaatste zorg.” Haar collega vult aan: “Artsen hebben daar minder tijd voor, maar wij zijn voortdurend bezig om de zorg efficiënter en prettiger voor de patiënt te maken.”
Visiedocumenten
Op de afdeling Hematologie in het UMC Utrecht werken al jaren verpleegkundig specialisten en physician assistants. Toch is ook daar het verschil niet altijd duidelijk voor de medisch specialisten, zorgmanagers en zelfs verpleegkundigen. “Daarom hebben wij recentelijk een visiedocument gemaakt, waarin een functieomschrijving en visie voor beide beroepsgroepen staat”, zegt Aarsman. “Deze zijn afgeleid van de landelijke beroepsprofielen van de V&VN VS en NAPA, en toegesneden op de hematologie in ons ziekenhuis.”
Buter: “Volgens onze visie is een physician assistant multi-inzetbaar met een focus op klinische taken. Dat past bij de rol van onder meer zaalarts, consulent stamcelaferese en consulent dagbehandeling. We ondersteunen daarin de artsen en geven verlichting in hun roosters. Verpleegkundig specialisten bieden ondersteuning bij complexe patiëntengroepen of patiënten met een chronische ziekte. Zij kunnen veel poliklinische afspraken overnemen van de arts en aanspreekpunt zijn voor de patiënt. Het is belangrijk om eerst goed te kijken wat je als afdeling nodig hebt. Het is zonde om verpleegkundig specialisten op te leiden, terwijl je daar geen patiëntengroepen voor hebt.”
Beiden benadrukken dat het uiteindelijke takenpakket ook afhangt van de degene die wordt aangenomen. “Als je weet wat voor zorgverlener je nodig hebt, dan is dat de basis. Voor de rest hangt het af van de ambities van kandidaten en hoeveel ruimte je hen daarvoor geeft”, zegt Aarsman. Zelf is ze gecharmeerd van de aanpak op haar afdeling. “Onze professor streeft naar een palet aan zorgprofessionals in plaats van één type zorgprofessional. Daar wordt de zorg alleen maar beter van.” Best of both worlds dus.
Dr. Marijke van Oosten, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2022 vol 13 nummer 4