Interventieradioloog prof. dr. Maurice van den Bosch is per 1 april jl. toegetreden tot de Raad van Bestuur van OLVG in Amsterdam. Een topklinisch ziekenhuis dat in samenwerking met de andere ziekenhuizen in de stad een sterke positie heeft in de oncologie, stelt hij. Die positie wil hij verder uitbouwen.
In antwoord op de vraag waarom Maurice van den Bosch ‘ja’ heeft gezegd tegen de bestuursfunctie bij OLVG schrikt hij niet terug voor een uitgebreid antwoord. Het is een wezenlijke vraag, voor wie in ogenschouw neemt dat hij in 2011 in een interview in NRC Handelsblad over de radiologische behandeling van tumoren zei: “Het is altijd spannend. Maar ik word gelukkig van die spanning.” Hij vertelt: “Ik ben een vakmens, geboeid door de inhoud en door frustratie als voorwaarde voor vooruitgang. Innovatie mislukt vaak, maar áls het lukt, kan dat voor de patiënt veel betekenen. Dat maakt interventieradiologie zo’n boeiend werkterrein. Ik werd daardoor gegrepen toen ik in de Verenigde Staten zag dat de techniek – in aanvang vooral toegepast bij hart- en vaatchirurgie – langzaam verschoof naar de behandeling van kanker. Ik weet nog dat ik in 2004 een hele muur van mijn werkkamer had volgeplakt met artikelen over die ontwikkelingen. Van daaruit ontstond mijn hoogleraarschap en het concept ‘Opereren zonder snijden’. Een bewust gekozen naam, omdat ik besefte dat ik ook op een feestje moest kunnen uitleggen welke ambitie ik met interventieradiologie binnen de oncologie had. Bovendien: als je met vernieuwing bezig bent, moet je ook aan patiënten kunnen uitleggen wat je van plan bent, niet in de laatste plaats omdat het ook kan mislukken. Dat maakt het spannend, maar het is wel de enige manier om het vak verder te brengen.”
Blijven bewegen
Daarmee heeft hij nog geen antwoord gegeven op de vraag waarom hij zijn huidige functie heeft aanvaard. “Nee, daar werk ik naartoe”, zegt hij lachend. “Ik werkte toen in het Universitair Medisch Centrum Utrecht en werd daar erg ondersteund in mijn ideeën. De Raad van Bestuur accepteerde mijn stelling dat vernieuwing niet vanuit de bestaande ziekenhuisstructuur kan ontstaan en dat het dus waardevol was het Center for Image Sciences op te zetten. Daarin wilden we de diagnostiek en behandeling van ziekten met behulp van medische beeldvorming op een hoger plan tillen. Het adagium was: ieder plan voor de ontwikkeling van een nieuw apparaat is goed, vooropgesteld dat je al vooraf nadenkt over de vraag welk voordeel de patiënt ervan kan hebben. Zo ontstond een prachtig ontwikkelcentrum voor opereren zonder snijden, waar op een gegeven moment 140 promovendi actief waren.”
En toen gebeurde het. Van den Bosch: “Ik werd benaderd door iemand die me wilde spreken over vernieuwing in de zorg en dat bleek een headhunter te zijn. Of ik interesse had in een bestuursfunctie in een groot Amsterdams ziekenhuis. Dan ga je nadenken: wat betekent dit voor mij en voor waar ik in mijn vak naartoe wil? Je moet blijven bewegen, vind ik, je blijven ontwikkelen. Na de fusie werd OLVG een van de grootste ziekenhuizen van het land, middenin de hoofdstad, een ziekenhuis met een enorme dynamiek en een ideale plek om vernieuwing te realiseren op een manier die dichtbij de patiënt staat. Ik realiseerde me dat vernieuwing in de ziekenhuiszorg zou gaan verschuiven van de academische centra – waar de basis wordt gelegd – naar de topklinische ziekenhuizen met grote patiëntenaantallen. Dat was doorslaggevend voor mij om ‘ja’ te zeggen.”
Frustratie
In dat NRC-interview zei Van den Bosch dat interventieradiologen zich laten leiden door frustratie. Is frustratie ook een goed uitgangspunt voor een ziekenhuisbestuurder? “OLVG is een topklinisch ziekenhuis met een goede traditie in opleiding”, zegt hij. “Wetenschap en innovatie staan echter nog in de kinderschoenen en het is niet eenvoudig daar ruimte voor te creëren, dat vergt tijd, goede mensen en financiën. Dat vind ik een uitdaging die bijna op het niveau ligt van de frustratie die ik ook als interventieradioloog voel. Slaag je erin die vernieuwing te brengen, dan bepaalt dat het duurzame succes van je organisatie. Dat is puzzelen geblazen en dat is precies wat mij interesseert, zeker als ik het samen met andere mensen kan doen. Je moet ruimte creëren en mensen uitdagen om te leren van elkaar. En in dat ‘leren van elkaar’ zie ik heel duidelijke parallellen tussen het vak en de organisatie. In beide gevallen gaat het om de vraag: dienen we de patiënt met de keus die we nu maken?”
Juist om dat laatste perspectief niet uit het oog te verliezen, blijft Van den Bosch één dag per week werken als interventieradioloog. “Mijn klinisch-wetenschappelijke dag noem ik dat”, zegt hij. “Ik heb ook nog elf promovendi in Utrecht en ik blijf betrokken bij klinische behandelingen.”
Oncologie
Oncologie is een van de grote thema’s binnen OLVG, stelt Van den Bosch. Het ziekenhuis richt zich daarbij op borst-, prostaat-, darm- en longkanker, de grote vier dus. Daarnaast heeft het een vrij grote groep patiënten met lever- en nierkanker. “We leveren deze zorg samen met de partners in de regio”, zegt hij. “Dat zijn het BovenIJ ziekenhuis voor borstkanker, het Academisch Medisch Centrum voor leverkanker en het Antoni van Leeuwenhoek voor nierkanker. Zo zie ik oncologische zorg ook: als een keten, een netwerk in de regio. Je ziet nu dat de Amsterdamse ziekenhuizen zich duidelijk beginnen te profileren op het gebied van oncologie, en dat wij daarin complementair aan elkaar zijn. Dat is het juiste uitgangspunt om een voor de patiënt waardevol netwerk te laten ontstaan. Ik ben onder de indruk van hoe de Amsterdamse ziekenhuizen op dit gebied nu al samenwerken en daarbij ook rekening houden met de problematiek van comorbiditeit. En ik ben ervan overtuigd dat de oncologie zich met name zal ontwikkelen in die ziekenhuizen die erin slagen de vraagstukken die comorbiditeit bij kanker met zich meebrengt te adresseren.”
Wat OLVG hierbij een extra sterke positie geeft, stelt Van den Bosch, is dat het een van de zeven ziekenhuizen is in het op vernieuwing gerichte samenwerkingsverband Santeon. Hij zegt: “Dit samenwerkingsverband biedt ons landelijke dekking en dus groot volume in een aantal specialisatiegebieden, zoals oncologie. We gebruiken het om van elkaar te leren: als we verschillen zien in de diagnostiek van borstkanker en het proces tot aan de behandeling, wat verklaart die verschillen dan en wat kunnen we ervan leren? Zo werken we structureel aan het delen van best practices en die kennis zullen we ook naar buiten gaan brengen. Topklinische ziekenhuizen horen de maatschappelijke dialoog aan te gaan.”
Drs. Frank van Wijck, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 5