Na progressie op eerstelijnschemotherapie heeft immunotherapie vaak maar een kortdurend effect bij patiënten met gevorderd urotheelcarcinoom. Nu blijkt uit de resultaten van de fase 3-JAVELIN 100 Bladder-studie dat onderhoudsbehandeling met avelumab plus ondersteunende behandeling versus ondersteunende behandeling alleen ná inductiechemotherapie geassocieerd is met een significant verbeterde algehele en progressievrije overleving, zo liet prof. dr. Thomas Powles (Londen, Verenigd Koninkrijk) zien tijdens ASCO20 Virtual.1 Daarnaast waren de bijwerkingen van avelumab beheersbaar en in overeenstemming met eerdere studieresultaten.
Hoewel bij de meerderheid van de patiënten met gevorderd urotheelcarcinoom de ziekte onder controle is na eerstelijnsbehandeling met platinumbevattende chemotherapie, treedt bij de meeste patiënten na verloop van tijd ziekteprogressie op. “Voor deze patiëntengroep kan behandeling met PD-1- of PD-L1-remmers een geschikte optie zijn. Duurzame responsen worden echter ook met deze behandeling slechts bij een minderheid van de patiënten waargenomen”, aldus Thomas Powles.2,3,4
De gerandomiseerde fase 3-JAVELIN Bladder 100-studie onderzocht de uitkomst van eerstelijnsonderhoudstherapie met avelumab plus beste ondersteunende zorg (BSC) versus BSC alleen bij patiënten met gevorderd urotheelcarcinoom na platinumbevattende inductiechemotherapie. Hierbij kwamen alleen patiënten met een complete of partiële respons dan wel stabiele ziekte in aanmerking voor de onderhoudsbehandeling. De coprimaire uitkomstmaten waren de algehele overleving (OS) in de totale populatie en bij patiënten met een PD-L1-positieve tumor. Secundaire uitkomstmaten waren onder andere de progressievrije overleving (PFS), het objectieve responspercentage (ORR) en de toxiciteit.
Verbeterde overleving
Uit de interimanalyse van JAVELIN Bladder 100 blijkt dat de toevoeging van avelumab aan BSC geassocieerd was met een significant betere OS in de totale populatie. Powles: “De mediane OS was 21,4 maanden in de avelumabarm en 14,3 maanden in de controlearm (HR 0,69; 95% BI 0,56-0,86; p<0,001). Ook in vrijwel alle onderzochte subgroepen, op basis van onder andere soort inductiechemotherapie en de tumorrespons daarop, was avelumab geassocieerd met een OS-voordeel. Vooral bij patiënten met een PD-L1-positieve tumor was behandeling met avelumab plus BSC versus BSC alleen geassocieerd met aanzienlijk OS-voordeel en een HR van 0,56. Ook de onafhankelijk bepaalde PFS was significant beter in de avelumabarm, met een mediane PFS van 3,7 maanden na avelumab versus 2,0 maanden na de controlebehandeling (HR 0,62; 95% BI 0,52-0,75; p<0,001). Daarnaast werd behandeling met avelumab plus BSC goed verdragen en kwam het toxiciteitsprofiel overeen met dat van avelumabmonotherapie voor gevorderd urotheelcarcinoom.5 Uit deze resultaten blijkt dat onderhoudsbehandeling met avelumab na inductiechemotherapie een nieuwe eerstelijnsbehandeling is bij patiënten met gevorderde blaaskanker.”
Referenties
1. Powles T, et al. J Clin Oncol 2020;38(suppl): abstr LBA1.
2. Powles T, et al. Lancet 2018;391:748-57.
3. Bellmunt J, et al. N Engl J Med 2017;376:1015-26.
4. Patel MR, et al. Lancet Oncol 2018;19:51-64.
5. Kelly K, et al. Cancer 2018;124:2010-7.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Congres Up-to-date 2020 vol 5 nummer 2
Commentaar prof. dr. John Haanen, internist-oncoloog, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam
De JAVELIN 100 Bladder-studie naar de onderhoudsbehandeling met avelumab na inductiechemotherapie bij patiënten met gevorderd of uitgezaaid blaascarcinoom is een belangrijke studie.1 Dit soort studies is nog niet vaak gedaan. We kennen de PACIFIC-studie bij stadium 3-longcarcinoom, waarbij chemoradiatie gevolgd werd door een onderhoudsbehandeling met durvalumab of placebo. Die studie liet een groot verschil in overleving zien tussen beide studiearmen.2 De vraag was of dit ook bij blaascarcinoom het geval zou zijn. De tijdens de ASCO20 Virtual gepresenteerde resultaten lieten een duidelijk verschil in algehele overleving (OS) tussen beide studiearmen zien van ongeveer zes maanden. Dit zijn de beste OS-data die we voor blaascarcinoom op dit moment hebben. Ook resultaten wat betreft de progressievrije overleving, een van de secundaire uitkomstmaten, zijn zeer interessant. Hierbij was ook een duidelijk verschil tussen beide studiearmen te zien in het voordeel van de onderhoudsbehandeling met avelumab. Daarbij lijkt er bij ongeveer 30-40% van de patiënten een plateau te ontstaan, wat zou kunnen betekenen dat deze patiënten langdurig progressievrij zijn. Ik denk dat het zinvol is patiënten met klinisch voordeel op eerdere platinumbevattende chemotherapie een onderhoudsbehandeling met immunotherapie te geven.
Een andere belangrijke studie die tijdens de ASCO gepresenteerd werd, was de IMvigor010-studie naar adjuvante immunotherapie bij hoog-risicopatiënten met spierinvasief blaascarcinoom.3 In tegenstelling tot de verwachting, was deze studie negatief. Er werd geen significant verschil in ziektevrije overleving gevonden tussen een adjuvante behandeling met atezolizumab of observatie. Dit zijn teleurstellende resultaten die we eigenlijk niet goed kunnen verklaren. Mogelijk is er toch nog actief tumorweefsel nodig voor een goed effect van de immunotherapie. Er lopen andere, vergelijkbare studies, we zullen moeten afwachten of die eenzelfde resultaat laten zien als de IMvigor010.
Referenties
1. Powles T, et al. J Clin Oncol 2020;38(suppl): abstr LBA1.
2. Antonia SJ, et al. N Engl J Med 2018;379:2342-50.
3. Hussain MH, et al. J Clin Oncol 2020;38(suppl): abstr 5000.
Congres Up-to-date 2020 vol 5 nummer 2