Het is al langer bekend dat er een relatie bestaat tussen diabetes en kanker. Maar waarom dit zo is of hoe het risico kan worden verkleind, is nog onbekend. Diabetoloog prof. dr. Hanno Pijl (Leids Universitair Medisch Centrum te Leiden) pleit voor gericht onderzoek op dit gebied, maar vooral ook voor veel meer aandacht voor leefstijl in de gezondheidszorg.
Hanno Pijl was een van de sprekers tijdens het zesde Arts en Voeding congres in Rotterdam op 16 juni jl. Het onderwerp voeding begint langzaam meer aandacht te krijgen van zorgprofessionals, maar erg hard gaat dit toch nog niet. Pijl begrijpt wel waarom dit zo lang duurt. “Zo’n proces wordt door kennis gevoed en de kennis over de relatie tussen voeding en gezondheid begint pas de laatste jaren echt te groeien”, zegt hij. “Wat ook meespeelt is dat onder artsen veel weerstand bestaat om met patiënten het gesprek over die relatie aan te gaan, omdat ze weten hoe moeilijk leefstijlverandering is. Het vergt een forse investering en het resultaat is vaak gering.”
Waarom nam Pijl dan toch de moeite om zijn verhaal te doen tijdens het congres? “Omdat ik ervan overtuigd ben dat we niet verder kunnen met de zorg zoals we die nu georganiseerd hebben”, zegt hij. “We wachten af tot mensen ziek worden en als het eenmaal zover is, behandelen we ze met pillen. Daarmee gaan we voorbij aan de vraag waardoor de ziekte ontstaat en door welke oorzaken die in stand wordt gehouden. Dit terwijl we weten dat goede voeding en een gezonde leefstijl de prognose van uiteenlopende ziekten zoals diabetes en kanker positief kunnen beïnvloeden. Beginnende diabetes type 2 is met verandering van leefstijl zelfs te genezen, maar we doen niets met die kennis. Dat is onlogisch en niet vol te houden.”
Diabetes en kanker
Het Diabetes Fonds waarschuwt op haar website dat er een relatie bestaat tussen diabetes en kanker. Van die relatie zijn de meeste mensen zich niet bewust, stelt Pijl. “Nu snap ik dat op zich wel, maar wat mij steeds weer verbaast is dat ze vaak niet eens de relatie tussen diabetes en voeding zien”, zegt hij. “Ze weten wel dat goede voeding belangrijk is voor een goede gezondheid, maar daar houdt het vaak op.”
Bij het feit dat er een relatie bestaat tussen diabetes en kanker aan de lever, alvleesklier, dikke darm, nieren, blaas, borst en baarmoederwand staan de meeste mensen dus al helemaal niet stil. “Die relatie is het sterkst bij diabetes type 2”, zegt Pijl. “Bij de meeste typen kanker is het risico tussen één en twee keer zo hoog en bij alvleesklierkanker zelfs vier keer. Toch echt een substantieel risico dus. We begrijpen steeds beter waarom die relatie er is, er zijn sterke aanwijzingen dat dit te maken heeft met de hogere insulineconcentratie in het lichaam van mensen met diabetes type 2. In de eerste jaren van de ziekte – en soms zelfs veel langer – hebben mensen met diabetes type 2 een hoge insulineconcentratie in hun bloed als compensatie voor de falende suikerstofwisseling in het lichaam, en de gedachte is dat die insuline een stimulus is voor de groei van beschadigde cellen in het lichaam. Simpel gesteld: die cellen ontgroeien het afweersysteem van het lichaam. Gelukkig vindt steeds meer onderzoek plaats naar deze samenhang. Gelet op het snel groeiende aantal patiënten met diabetes type 2 – het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu schat tussen de veertig- en vijftigduizend nieuwe gevallen per jaar – is het heel belangrijk dat dit gebeurt.”
Lastig te onderzoeken
Bij diabetes type 1 bestaat de relatie met kanker ook, niet alleen met de genoemde kankertypen die gerelateerd zijn aan diabetes type 2, maar ook met slokdarm- en schildklierkanker. “De gedachte is dat hierbij glucose een rol speelt”, vertelt Pijl. “Dit is echter lastiger te onderzoeken, want daarvoor moet behoorlijk wat bloed van de patiënt worden verzameld. Bij de verbranding van glucose ontstaan veel vrije radicalen. Het is dus goed voorstelbaar dat glucosepieken in het bloed via die verbranding tot beschadiging van cellen leiden. Bedenk hierbij dat bij patiënten met diabetes type 1 vaak sprake is van overdosering van insuline omdat ze niet zo goed op hun eetpatroon letten. Dan gaat de insuline de kankercellen stimuleren. Ook het feit dat alle vormen van kanker glucose als preferentiële vorm van brandstof zien zal een rol spelen.”
Opvallend genoeg is er trouwens één uitzondering op de relatie tussen diabetes en kanker: bij mensen met diabetes type 2 komt prostaatkanker juist verhoudingsgewijs minder voor. “We weten nog niet zo goed waarom dit zo is”, zegt Pijl. “Het gegeven komt vaak naar voren uit grote epidemiologische studies, maar zover ik weet is er nog nooit speciale aandacht aan besteed. Het valt buiten de ideeën die wetenschappers hebben over de relatie tussen diabetes en kanker, maar je zou ook juist kunnen denken dat dit gegeven het extra interessant maakt om er wél wetenschappelijk onderzoek naar te doen. Tegelijkertijd realiseer ik mij dat we over de hele linie – in mijn perceptie althans – nog steeds slechts een vrij rudimentair begrip hebben van waarom kanker ontstaat.”
Meer aandacht voor leefstijl
Als diabetoloog heeft Pijl slechts heel beperkt te maken met de relatie tussen diabetes en kanker. “Ik ben immers niet betrokken bij de kankerbehandeling”, stelt hij. “Wel zien we natuurlijk patiënten in de praktijk die na verloop van tijd kanker krijgen en dan naar de oncoloog gaan. We denken door de diabetes goed te behandelen in ieder geval bij een deel van de patiënten kanker te kunnen voorkomen. Maar multidisciplinaire samenwerking met oncologen is er niet, omdat we simpelweg nog niet zo goed weten wat we – afgezien dus van zo goed mogelijk de diabetes behandelen – kunnen doen om de kanker te voorkomen. Het is zaak helder te krijgen welke factoren bepalen of een diabetespatiënt kanker krijgt. Maar we zouden ook nu al wat kunnen doen: we weten dat insuline het risico verhoogt, dus bij diabetespatiënten die insulineafhankelijk worden, kunnen we als behandelaars onze aandacht sterker richten op het belang van gezonde voeding en bewegen in plaats van of naast insulinetherapie.”
Zouden oncologen dat niet ook moeten doen? Pijl: “Nogmaals: ik ben van mening dat we als zorgprofessionals allemaal veel meer moeten focussen op leefstijl. Maar ook oncologen worden, net als diabetologen, primair opgeleid om mensen te behandelen als ze al ziek zijn. We moeten echt een keer een scherpe bocht maken in de manier waarop we gezondheidszorg bedrijven. Daarom wil het Leids Universitair Medisch Centrum ook in partnerschap met TNO een instituut opzetten dat zich richt op leefstijlinterventies in de zorg, preventief en curatief. De intentieverklaring hiervoor is in januari ondertekend en de oprichting van het instituut is nu in voorbereiding.”
Drs. Frank van Wijck, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 4