De resultaten van de CONVERT-studie tonen dat een radiotherapieschema met 66 Gy in een eenmaal daagse bestraling niet leidt tot betere uitkomsten dan een tweemaal daags schema met in totaal 45 Gy bij de behandeling van patiënten met kleincellig longcarcinoom in een vroeg stadium. Hoofdonderzoeker prof. dr. Corinne Faivre-Finn (Manchester, Verenigd Koninkrijk) besprak tijdens het Longkanker Symposium de resultaten en haar interpretatie hiervan.
Corinne Faivre-Finn was gevraagd om de resultaten van de CONVERT-studie toe te lichten. De uitkomsten van deze eerste grote gerandomiseerde studie naar de waarde van een tweemaal daagse bestraling van patiënten met een vroeg stadium van kleincellig longcarcinoom (SCLC) werden bekendgemaakt tijdens het ASCO-congres in 2016.1 Voor het onderzoek werden 547 patiënten (stadium I-III) behandeld met twee chemoradiatieschema’s (45 Gy in 30 tweemaal daagse fracties of 66 Gy in 33 eenmaal daagse fracties).
Na een mediane follow-up van 45 maanden was de mediane totale overleving 30 maanden voor de tweemaal daagse chemoradiatie en 25 maanden voor de dagelijkse chemoradiatie. De tweejaarsoverleving, de primaire uitkomstmaat van de studie, was respectievelijk 56% en 51%; dit verschil was niet statistisch significant. Wat betreft het optreden van bijwerkingen was er geen significant verschil tussen beide groepen, met uitzondering van het vaker optreden van neutropenie bij de tweemaal daags behandelde patiënten.
Faivre-Finn vertelde dat zij destijds op het ASCO-congres nog geconcludeerd had dat de overleving niet beter was bij een tweemaal daagse bestraling en dat de toxiciteit niet was vergroot met dit schema. Zij stelde toen dat de resultaten het gebruik van beide schema’s rechtvaardigden.
Veranderde interpretatie
Een half jaar later was haar interpretatie van de uitkomsten echter veranderd, vertelde de van oorsprong Franse radiotherapeut. Faivre-Finn: “Ik denk dat tweemaal daagse chemoradiatie de standaardbehandeling moet zijn. Het is namelijk belangrijk om te realiseren dat de CONVERT-studie niet was opgezet om de gelijkwaardigheid van de behandelingen aan te tonen. Daarbij is er slechts één studie, de Intergroup 0096, waarin er een voordeel werd gezien van eenmaal daagse chemoradiatie. Ten slotte zijn er geen belangrijke verschillen in het optreden van toxiciteit.”
Wel stelde zij dat het eenmaal daagse schema vanuit praktische overwegingen een alternatief kan zijn. “Ik denk dat dit acceptabel is als patiënten hiervoor een voorkeur hebben of als dit vanwege logistieke redenen gemakkelijker is. Wat betreft de implicaties voor de klinische praktijk zijn er nu dus twee opties, maar in ons centrum is de tweemaal daagse chemoradiatie momenteel de standaard.”
Vervolgens besprak Faivre-Finn een subgroepanalyse van de oudere patiënten (>70 jaar) in de CONVERT-studie. “Er was meer hematologische toxiciteit bij de oudere patiënten, maar er was geen verschil met de jongere patiënten wat betreft andere toxiciteit. Ook in de totale en de progressievrije overleving was er geen verschil. De take-home message is daarom dat chemoradiatie veilig en effectief is voor oudere patiënten.” Volgens Faivre-Finn moet tweemaal daagse chemoradiatie beschouwd worden als standaardzorg, ook voor fitte, oudere patiënten. “De behandeling wordt goed verdragen, er is een goede therapietrouw en er is een trend die wijst op een betere overleving. Bovendien hoeven patiënten minder vaak naar het ziekenhuis.”
Referentie
1. Faivre-Finn C, et al. J Clin Oncol 2016;34 (suppl): abstr 8504.
Drs. Twan van Venrooij, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 2