Dr. Jeanine Roodhart, internist-oncoloog in het UMC Utrecht, sprak tijdens het 8e Voorjaarssymposium Verpleegkundig Specialisten Oncologie over de klinische toepassingen van tumororganoïden.
Tumororganoïden zijn minitumoren die gekweekt worden uit tumorweefsel. De zo verkregen 3D-structuurtjes behouden de eigenschappen en karakteristieken van de tumor waaruit het biopt is genomen; zelfs als deze in een muis worden getransplanteerd. “Als de tumor bij een patiënt uitzaait naar de lever, dan zaait de bijbehorende tumororganoïd in de muis ook uit naar de lever. Hetzelfde geldt voor de longen”, vertelt Jeanine Roodhart.
De tumororganoïden worden voor twee klinische doeleinden onderzocht: 1) voorspellen of een middel of een combinatie van middelen effectief is bij een patiënt, 2) ontwikkeling van nieuwe antikankertherapieën.
Effect bij patiënt voorspellen
Momenteel is niet goed te voorspellen welke middelen effectief zullen zijn bij patiënten met colorectaal carcinoom. “We weten wel dat bijvoorbeeld oxaliplatine en irinotecan effectief zijn bij 60% van de patiënten, maar niet bij welke 60%”, zegt Roodhart. “40% krijgt dus een middel dat niet effectief is, maar wel bijwerkingen geeft.”
Om te voorspellen of middelen effectief zijn bij een patiënt, worden tumororganoïden gekweekt uit een biopt van die patiënt en vervolgens blootgesteld aan allerlei antikankermiddelen. De theorie is: gaan de minitumoren dood, dan is het aangeboden middel effectief bij de patiënt; verandert er weinig in het kweekbakje, dan is het middel niet effectief.
Roodhart: “In een proof of concept is aangetoond dat dit principe werkt: de respons van de tumororganoïd komt overeen met de respons bij de patiënt.” Momenteel wordt in een studie met 150 patiënten met gemetastaseerd colorectaal carcinoom de gevoeligheid van de tumororganoïdtest onderzocht. Roodhart: “Als we zeker weten dat tumororganoïden de respons bij een patiënt goed voorspellen, dan kunnen we in de toekomst een persoonlijk behandeladvies geven en niet-effectieve behandelingen achterwege laten.” Nog wel een aandachtspuntje: tussen het afnemen van het biopt en een behandeladvies zit nog een aantal weken. “Dat proberen we naar zo kort mogelijk terug te brengen”, zegt Roodhart.
Nieuwe behandelstrategieën
Tumororganoïden zijn ook te gebruiken voor de ontwikkeling van nieuwe behandelingen. Het UMC Utrecht heeft samen met het Hubrecht Instituut en de HUB-stichting een biobank opgericht waarin tumororganoïden afkomstig van meer dan 1.000 patiënten zijn verzameld. “Daarin zijn alle tumortypen met allerlei mutaties vertegenwoordigd”, vertelt Roodhart. “Door geneesmiddelen in verschillende concentraties en combinaties aan te bieden, kun je kijken waar de tumororganoïden gevoelig voor zijn.”
Op deze wijze is een combinatie van drie middelen gevonden die effectief is bij tumororganoïden met een RAS-mutatie. Roodhart: “Het effect van de combinatie is onafhankelijk van het type RAS-mutatie en blijkt ook op te treden in muizen die getransplanteerd zijn met RAS-gemuteerde tumororganoïden.” Momenteel loopt een fase 1-studie, waarin de triple-combi (binimetinib, lapatinib, vinorelbine) aangeboden wordt aan patiënten met een RAS-gemuteerd, gemetastaseerd colorectaal carcinoom.
Roodhart besluit met: “De organoïdtechnologie is een belangrijke stap in het optimaliseren en personaliseren van de behandeling van patiënten met kanker. Het is wel een complexe en dure techniek, waardoor we ook moeten aantonen dat het kosteneffectief is en dat patiënten hiermee ook daadwerkelijk een betere behandeling krijgen.”
Dr. Marijke van Oosten, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2021 vol 12 nummer 3