De samenstelling en gehanteerde doses van een chemotherapieregime bepalen voor een groot deel de door de patiënt ervaren kwaliteit van leven. Uit de presentatie van prof. dr. Yvonne Brandberg (Stockholm, Zweden) tijdens ECCO2017 blijkt dat tijdens de behandeling met een gepersonaliseerd intensief chemotherapieregime de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij borstkankerpatiënten significant lager is dan na standaardchemotherapie. Na behandeling herstelden deze patiënten echter weer snel.
Bij chemotherapie wordt de dosis vaak afgestemd op de grootte van het lichaamsoppervlak van de patiënt. Door onvolkomenheden in deze afstemming kunnen echter interpatiëntverschillen ontstaan op het gebied van de farmacokinetiek, de werkzaamheid en de toxiciteit. Daarom onderzocht men in de gerandomiseerde fase 3-PANTHER-studie bij patiënten met vroege borstkanker met een hoog risico, de uitkomst van een op de individuele patiënt toegesneden, intensieve (dose-dense) chemotherapie versus standaard adjuvante chemotherapie met vaste doses. De gepersonaliseerde intensieve chemotherapie bestond uit vier tweewekelijkse cycli epirubicine (startdosis 90 mg/m2) plus cyclofosfamide (startdosis 600 mg/m2), gevolgd door een pauze van drie weken en vier tweewekelijkse cycli docetaxel (startdosis 75 mg/m2). De standaardchemotherapie bestond uit drie driewekelijkse cycli epirubicine (100 mg/m2), cyclofosfamide (500 mg/m2) en 5-fluoro-uracil (500 mg/m2) gevolgd door drie driewekelijkse cycli docetaxel (100 mg/m2). De studie werd uitgevoerd door centra in Zweden, Duitsland en Oostenrijk.
De gepubliceerde resultaten van deze studie lieten zien dat de gepersonaliseerde intensieve chemotherapie geassocieerd was met een significant verslechterde recidiefvrije overleving, maar een significant verbeterde gebeurtenisvrije vijfjaarsoverleving.1 Daarnaast werd er geen verschil gevonden tussen de algemene overleving in beide studiearmen. De gepersonaliseerde chemotherapie was geassocieerd met meer niet-hematologische toxiciteit.
Tijdelijk lagere HRQoL
Tijdens ECCO2017 presenteerde Yvonne Brandberg een analyse van de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (HRQoL) in de twee armen van de PANTHER-studie na de eerste zestien maanden. Hiervoor werd, met name op basis van de EORTC-QLQ-C30-enquête, aan het begin van de studie en vervolgens na twee, vier, acht, twaalf en achttien maanden de HRQoL vastgesteld. Opvallend was dat het responspercentage zeer verschilde per land: waar in Zweden 93% en 74% van de patiënten reageerde aan respectievelijk het begin en einde van de analyse, was dit slechts 78% en 34% in Oostenrijk en 70% en 35% in Duitsland.2 Vanwege deze responspercentages besloten de onderzoekers om in eerste instantie alleen de gegevens van de Zweedse patiënten te analyseren.
Brandberg: “Beide armen lieten tussen het begin en einde van de behandeling een tijdelijke vermindering zien van de HRQoL-scores, waaronder die van de algemene gezondheidsstatus en kwaliteit van leven (QoL), en emotioneel, sociaal en seksueel functioneren. Verder scoorden de patiënten die intensieve chemotherapie kregen tijdelijk lager op onder andere algemene gezondheidsstatus en QoL, rolfunctioneren en fysiek en sociaal functioneren. De patiënten in de intensieve-chemotherapiearm scoorden ook tijdelijk slechter op vermoeidheid en algemene bijwerkingen. Er werden tussen de studiearmen geen verschillen geconstateerd in de scores voor borst- en armsymptomen. Na vier maanden, aan het einde van de behandeling, waren in de intensieve-chemotherapiearm versus de controlearm de scores voor algemene gezondheidsstatus, rolfunctioneren en sociaal functioneren, vermoeidheid en behandelingsgerelateerde bijwerkingen significant verschillend. Kleinere verschillen werden gevonden tussen de scores voor fysiek en seksueel functioneren in beide studiearmen. Na acht maanden waren al deze verschillen echter verdwenen.” Ten slotte bleek uit analyse van de resultaten in Duitsland en Oostenrijk dat ook bij die patiënten vergelijkbare patronen in HRQoL aanwezig waren.
Referenties
1. Foukakis T, et al. JAMA 2016;316:1888-96.
2. Brandberg Y, et al. ECCO 2017: abstract 5LBA.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 2