Het Prospectief Landelijk CRC cohort (PLCRC), de cohortstudie van de multidisciplinaire Dutch Colorectal Cancer Group (DCCG) voor patiënten met darmkanker, bestaat tien jaar. Het biedt een infrastructuur voor het verzamelen van klinische gegevens, patiëntgerapporteerde uitkomsten en het opslaan van lichaamsmateriaal zoals bloed en tumorweefsel van patiënten met dunnedarm-, dikkedarm-, endeldarm- en anuskanker. PLCRC-bestuurslid en internist-oncoloog prof. dr. Miriam Koopman en mede-initiatiefnemer klinisch epidemioloog prof. dr. Lenny Verkooijen (beiden UMC Utrecht) hebben echter een verdergaande ambitie: gezondheidsdata tot een nutsvoorziening maken.
Als de juiste mensen elkaar weten te vinden, kunnen mooie initiatieven tot stand komen. Miriam Koopman leerde uit haar promotieonderzoek dat patiënten die in oncologische studies naar chemotherapie werden geïncludeerd het veel beter deden dan patiënten in real life die voor hetzelfde kankertype met hetzelfde geneesmiddel werden behandeld. “Dit vormde de basis voor de gedachte dat we van iedere patiënt moeten kunnen leren”, zegt ze, “en dat we dus tot een opzet moesten komen waarin ook de ‘slechte’ patiënten in een studie kunnen worden geïncludeerd.”
Een eerste financieringsaanvraag werd niet gehonoreerd, maar leverde wel het protocol op voor het onderzoek dat Koopman voor ogen stond, en contact met Lenny Verkooijen. Die had al een cohort opgebouwd van patiënten met endeldarmkanker. Zij zag in de klinische praktijk dat er veel innovatie was in behandelmogelijkheden, maar dat die vaak slechts beperkt waren getest voordat ze op de markt werden gebracht. Daarmee zag ook zij het belang van includeren van alle patiënten in een studie. Zo ontstond de PICNIC observationele cohortstudie, waarin alle patiënten van de deelnemende centra konden worden geïncludeerd.
Van PICNIC naar PLCRC
De doelen van PICNIC waren meer gegevens vergaren over de behandeling en de klinische uitkomsten bij het colorectaal carcinoom in de dagelijkse praktijk, het creëren van een continue basis voor diverse onderzoeksdoeleinden en het testen van nieuwe interventies in cohort-based gerandomiseerde studies. De bereidheid van ziekenhuizen in de Utrechtse omgeving betekende dat een regionale start kon worden gemaakt. “De Nederlandse Kankerregistratie registreert een basisset gegevens van alle patiënten in Nederland”, vertelt Koopman. “Deze set hebben we in samenwerking met hen voor darmkankerpatiënten uitgebreid voor het gebruik in PICNIC.”
De aanvraag van een KWF-subsidie voor het opslaan van materiaal van patiënten die deelnamen aan het PICNIC-cohort geschiedde net op het moment dat vanuit centra in Deventer/Nijmegen en Rotterdam soortgelijke aanvragen werden ingediend. KWF Kankerbestrijding stelde voor om de samenwerking te zoeken, en zo werd de basis gelegd voor de infrastructuur van PLCRC. “De doelstellingen van PICNIC zijn daarin volledig overeind gebleven en zelfs uitgebreid”, zegt Koopman. Maar ze voegt eraan toe dat eerst wel wat scepsis moest worden overwonnen bij partijen om daadwerkelijk samen te werken en data met elkaar te delen. “Dat vroeg om een goede governance”, zegt Koopman. Het feit dat inmiddels 63 ziekenhuizen participeren in PLCRC laat zien dat dit is gelukt. “Sterker nog”, zegt ze, “PLCRC vervult nu ook internationaal een voorbeeldfunctie voor de opzet waarin van iedere patiënt kan worden geleerd en iedere patiënt in een studie kan worden geïncludeerd.”
En inderdaad zijn de doelstellingen zelfs uitgebreid ten opzichte van hoe PICNIC ooit begon. Ze zegt: “We willen van waarde zijn voor alle stakeholders die belang hebben bij data van oncologische patiënten, voor zowel de preklinische en klinische setting als de post-registratiefase. Voor de preklinische fase gaat het groeifondsproject Oncode-PACT (Preclinical Accelerator for Cancer Treatments) van start. Bedoeld om de ontwikkeling van nieuwe oncologische geneesmiddelen te verbeteren en versnellen door onder andere gebruik te maken van goed gedefinieerde patiëntcohorten, om zo geneesmiddelinnovaties sneller bij de patiënt te brengen.”
Uitgaan van de patiënt
De sterkste punten van de benadering die met PLCRC is gekozen, benadrukken beiden, zijn dat het uitgaat van samenwerking met vele partijen en dat alles begint met de patiënt. “Het gaat erom dat we goed gaan zitten met de patiënten om duidelijk te maken dat we van hen willen leren”, vertelt Verkooijen. “Dus vragen: mogen we dat? Ervaring leert dat bijna iedere patiënt hier ‘ja’ op zegt. Heel belangrijk om tot die toestemming te komen, is dat de patiënt op elke stap in het proces mag aangeven wat hij wel of niet goed vindt. Het is volledig transparant. En dat is echt een wezenlijk aspect, zeker in deze tijd waarin iedereen wat van data vindt.”
Dit leidde ertoe dat inmiddels al data van meer dan 15.000 patiënten zijn verzameld. Recentelijk vond de eerste editie plaats van een PLCRC-publieksbijeenkomst voor patiënten. “Die was binnen enkele dagen volgeboekt”, zegt Koopman. “Dit laat zien dat we met PLCRC dingen doen die voor de patiënt concreet van belang zijn. Het was een voor patiënten op sommige momenten bijna emotionele bijeenkomst, om terug te zien hoe hun eigen data hebben bijgedragen aan de verbetering van de behandeling of het verkrijgen van nieuwe inzichten.”
Het team achter PLCRC prijst zich gelukkig acht jaar geleden dr. Geraldine Vink te hebben kunnen aanstellen als programmamanager. “We konden dit realiseren in samenwerking met IKNL, door subsidieaanvragen en uit de abonnementsstructuur die we met de farmaceutische bedrijven hebben afgesproken”, vertelt Koopman. “Zo’n functie is essentieel om tot een basisinfrastructuur te kunnen komen die staat als een huis en om echt stappen te kunnen zetten.”
Lerend systeem
Ook internationaal gebeurt inmiddels veel op datagebied, stelt Koopman. “Het besef dat real-worlddata belangrijk zijn is er nu echt wel”, zegt ze. “Het ministerie van VWS heeft er zelfs meerdere programma’s voor opgezet. En dat is precies wat nodig is, want we willen natuurlijk tot een lerend zorgsysteem komen waarin we data kunnen gebruiken voor het primaire proces én voor onderzoek. Uit het analyseren en benutten van die data komt een gedegen behandeladvies op basis waarvan de patiënt een weloverwogen keuze kan maken. Precies waarmee collega’s internationaal ook bezig zijn. De EMA heeft ook beleid ontwikkeld op het gebied van real-worlddata, en binnen de ESMO is de real-worlddata-werkgroep opgericht, waarvan ik voorzitter ben.”
Een belangrijke stap om tot dit lerend proces te komen, kan worden gezet met de uitrol van het Europese voorstel European Health Data Space, op basis waarvan patiëntdata automatisch worden benut tenzij de patiënt aangeeft hiertegen bezwaar te hebben.
Nutsvoorziening
Beiden verbinden aan het belang van het patiëntgesprek een verdergaande conclusie dan alleen voor de op PLCRC betrekking hebbende patiëntengroep. “Alle patiënten moeten toestemming kunnen geven om van hen te mogen leren en te participeren in onderzoek”, zegt Verkooijen. Koopman vervolgt: “Het moet onderdeel zijn van het behandelproces. Daarom is het onze ambitie dat data in de gezondheidszorg centraal komen te staan als een nutsvoorziening. De zorg moet er niet over hoeven nadenken of ze data tot haar beschikking kan hebben om haar werk optimaal te doen. Die data moeten er gewoon zijn, die zijn net zo essentieel voor onze volksgezondheid als riolering. Nu kunnen veel te weinig patiënten participeren in studies. En dat wordt alleen maar een groter probleem nu sprake is van steeds kleinere subgroepen in kankertypen, waarvoor specifieke geneesmiddelen worden ontwikkeld. Dat vraagt om internationale samenwerking om de juiste middelen sneller bij de juiste patiënten te krijgen. Daarbij is het ook belangrijk dat de patiëntdata al aan de start van het ontwikkelproces van nieuwe geneesmiddelen worden meegenomen. De coronapandemie heeft ons nog eens met de neus op de feiten gedrukt over hoe belangrijk real-worlddata zijn.”
Drs. Frank van Wijck, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2023 vol 14 nummer 1