Onlangs heeft prof. dr. Winald Gerritsen afscheid genomen van het Radboudumc na een bijna dertigjarige carrière als internist-oncoloog. In deze bijdrage een terugblik op zijn loopbaan waarin hij aan drie Nederlandse kankercentra verbonden was en waarin immunotherapie in de brede betekenis van het woord centraal stond.
De drie kankercentra waar Winald Gerritsen als internist-oncoloog werkzaam was, waren achtereenvolgens Antoni van Leeuwenhoek - Nederlands Kanker Instituut (1993-1997), VU medisch centrum (VUmc), nu onderdeel van Amsterdam UMC (2005-2011), en ten slotte Radboudumc, Nijmegen (2012-2021). Daarvoor, in 1986, was hij gepromoveerd aan de Erasmus Universiteit, Rotterdam, op een proefschrift over graft-versus-hostziekte bij beenmergtransplantaties. Van 1989 tot 1991 werkte hij als special fellow bij de Bone Transplantation Service, Memorial Sloan-Kettering Cancer Center, New York, Verenigde Staten, onder leiding van prof. dr. R.J. O’Reilly, pediatrisch oncoloog en autoriteit op het gebied van beenmerg- en stamceltransplantaties. Gerritsens lijst van publicaties telt 348 papers, die in totaal bijna 15.000 keer geciteerd zijn.
Hoge-dosischemotherapie
Op zijn tijd in het Antoni van Leeuwenhoek kijkt Gerritsen met veel plezier terug: “We werkten daar met een leuk, enthousiast team onder leiding van prof. dr. Sjoerd Rodenhuis aan hoge-dosischemotherapie bij borstkanker. We onderzochten onder andere of we kunnen voorspellen hoe snel een patiënt zal herstellen na een autologe transplantatie. Daar heb ik ook de eerste stappen gezet op het gebied van de immuno-gentherapie. We hebben bijvoorbeeld een studie gedaan bij melanoom met een autoloog vaccin, waarbij we probeerden het gen voor GM-CSF in tumorcellen in te brengen om de tumor immunogener te maken. Het benodigde vaccin werd gemaakt in Californië en in die tijd kon je het materiaal gewoon nog meegeven met stewardessen!”
Verder in de immuno-gentherapie
In 2005 werd Gerritsen naar het VUmc gehaald om daar de immuno-gentherapie vorm te gaan geven. Hij kijkt hierop terug als een inspirerende periode waarin hij samenwerkte met Hidde Haisma, nu hoogleraar in Groningen, en Victor van Beusechem, nu hoogleraar aan Amsterdam UMC. Het onderzoek richtte zich in eerste instantie op het immunogener maken van tumorcellen; later verschoof de focus meer naar de ontwikkeling van oncolytische virussen. Helaas bleek laatstgenoemde benadering minder succesvol dan gehoopt: “Het immuunsysteem bleek hierbij onze vijand te zijn; de virussen die wij toedienden werden er heel snel door opgeruimd. Later hebben we hiermee toch nog ons voordeel kunnen doen doordat we T-cellen konden laten migreren naar de plekken waar we het virus hadden ingespoten.” Gevraagd naar het belangrijkste resultaat van hun onderzoeksprogramma met oncolytische virussen, verwijst Gerritsen naar een klinische studie bij patiënten met glioblastoom met prof. dr. Clemens Dirven (hoofd Neurochirurgie, Erasmus MC). In deze studie werd het oncolytische virus Delta-24-RGD postoperatief in de operatieholte gespoten om recidivering te voorkomen. De resultaten van deze studie zullen binnenkort gepubliceerd worden.
Eerste klinische studie ipilimumab
Gerritsen benadrukt het belang van het uitgebreide netwerk van prof. dr. Bob Pinedo, destijds hoofd van de afdeling Medische oncologie in het VUmc, voor zijn eigen werk in de VUmc-periode: “Bob heeft ons bijvoorbeeld in contact gebracht met dr. James (Jim) Allison, die later de Nobelprijs kreeg voor zijn werk aan het CTLA-4-immuuncheckpoint, het aangrijpingspunt van ipilimumab. Dankzij dit contact is ons onderzoek naar de immunotherapie van prostaatkanker op gang gekomen. Allison, die later een keer als keynote speaker naar een VUmc-symposium kwam, stelde een klinische studie voor met GVAX, een GM-CSF-vaccin, in combinatie met ipilimumab. Deze combinatie deed het erg goed in Allisons muismodel. Wij zijn toen, min of meer tegelijk met prof. dr. John Haanen (Antoni van Leeuwenhoek), voor het eerst in Europa ipilimumab gaan gebruiken, in ons geval in een fase 1-studie bij gemetastaseerd prostaatcarcinoom.” De resultaten van deze studie zijn in 2012 gepubliceerd in The Lancet Oncology.1
VUmc Cancer Center Amsterdam
Tijdens zijn periode bij het VUmc werd Gerritsen benoemd tot directeur van het VUmc Cancer Center Amsterdam (VUmc CCA), als opvolger van Bob Pinedo, die het centrum in 2004 had opgericht. Voor Gerritsen betekende dit een verschuiving van zijn rol als behandelaar en onderzoeker naar die van fondsenwerver, een rol waarin hij zeer succesvol was en miljoenen aan giften binnenhaalde. Hijzelf zegt hierover: “Het was een dynamische tijd. Werving van fondsen voor onderzoek en patiëntenzorg, bijvoorbeeld voor de aanschaf van moderne apparatuur voor patiëntenzorg en onderzoek, was een van mijn speerpunten. Dit betekende wel dat ik een stap terug moest doen wat betreft het leiding geven aan ons onderzoek naar immuno-gentherapie. Na een aantal jaren heb ik me de vraag gesteld of ik de rest van mijn carrière op de weg van het management door wilde gaan of weer terug zou gaan naar de inhoud van het vak en op de rijdende trein van de immunotherapie zou stappen. Uiteindelijk heeft het ‘patiëntenhart’ in mij het gewonnen en heb ik voor het laatste gekozen met mijn overstap naar Radboudumc.”
Immunotherapie melanoom
Tijdens zijn periode bij Radboudumc lag de focus volledig bij immunotherapie van melanoom en prostaat- en blaaskanker. Gerritsen vertelt vol trots over een fase 3-studie uit die periode, de MIND-DC-studie bij patiënten met stadium IIIB/C-melanoom. “We hebben het behandelconcept voor deze studie - vaccinatie met autologe dendritische cellen in de adjuvante setting - vanuit het laboratorium helemaal naar de kliniek gebracht en deze fase 3-studie weten uit te voeren los van de farmaceutische industrie. Dit was een van de mooiste en meest uitdagende projecten uit mijn loopbaan waaraan ik, samen met prof. dr. Carl Figdor en prof. dr. Jolanda de Vries, met veel plezier heb gewerkt. Helaas toonde deze studie geen verbetering van de tweejaars recidiefvrije overleving met het vaccin.”2
Toekomstvisie
Om de kankerbehandeling in de komende tijd verder te verbeteren, ziet Gerritsen een betere selectie van subgroepen patiënten voor behandeling met checkpointremmers als een van de manieren: “Ik denk dan aan selectie op basis van het genetische tumorprofiel, zoals je nu al ziet bij patiënten met een hoge microsatellietinstabiliteit of een BRCA1/2-mutatie. Om de immunotherapie te optimaliseren, heb je een micro-omgeving van de tumor nodig die de werking van de immunotherapie faciliteert. Een andere ontwikkeling die al is ingezet en de komende tijd zal doorzetten, is de inzet van immunotherapie in de (neo)adjuvante setting.” Gerritsen noemt in dit verband prostaatkankerpatiënten met hoog-risicokenmerken als mogelijke doelgroep.
Lessen voor de nieuwe generatie
Bij zijn afscheid geeft Gerritsen jonge collega’s twee lessen mee die hij zelf heeft geleerd: “Van Bob Pinedo heb ik geleerd dat iedere patiënt een ‘parel’ is waar je iets van kunt leren; houd dat hoog in je vaandel.3 En als je echt wilt gaan voor innovatie en nieuwe ontdekkingen wilt doen, durf dan buiten de lijntjes te kleuren en kijk over de grenzen van je eigen ziekenhuis en je eigen land om te zien wat daar de mogelijkheden zijn. Dat zal ook wel eens teleurstellend zijn, maar het is zeker de moeite waard.”
Referenties
1. Van den Eertwegh AJ, et al. Lancet Oncol 2012;13:509-17.
2. Bol K, et al. Ann Oncol 2020;31 (suppl_4):S672-S710.
3. Prof. dr. H.M. Pinedo. David A. Karnofsky Memorial Award Lecture 2014. ASCO Annual Meeting 2014.
Dr. Marinus Lobbezoo, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2021 vol 12 nummer 5