Een adjuvante behandeling op maat gebaseerd op mRNA-expressie van moleculaire markers in het resectiepreparaat van patiënten met stadium II/IIIA niet-kleincellig longcarcinoom geeft minder toxiciteit en een trend naar een betere algehele overleving. Dit blijkt uit de resultaten van de ITACA-studie die dr. Silvia Novello (Turijn, Italië) presenteerde tijdens de virtuele WCLC 2020. Een laag aantal overlijdens heeft echter mogelijk gezorgd voor onvoldoende power van deze finale analyse.
Bij patiënten met vroeg stadium, volledig gereseceerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) is cisplatine een onderdeel van het standaardbehandelregime, ondanks dat met adjuvante platinumbevattende regimes slechts een bescheiden overlevingsvoordeel wordt gezien. “Het is dan ook hard nodig om patiënten die een mogelijk overlevingsvoordeel hebben van een adjuvante behandeling met chemotherapie beter te identificeren en zo ook adjuvante chemotherapie te besparen bij patiënten die dit niet nodig hebben”, zei Silvia Novello.
In de fase 3 ITACA-studie is onderzocht of op basis van mRNA-expressie van de moleculaire markers excision repair cross complementation 1 (ERCC1) en thymidylate synthase (TS) een adjuvante behandeling op maat mogelijk is. Patiënten met stadium II/IIIA NSCLC en een volledige resectie werden in deze studie op basis van ERCC1- en TS-waarden in het resectiepreparaat gerandomiseerd naar vier verschillende profielen. Bij alle profielen bestond de controlearm uit doubletchemotherapie met cisplatine. In de experimentele armen werden patiënten met een hoge ERCC1-expressie niet behandeld met cisplatine, en werden patiënten met een lage ERCC1-expressie wel behandeld met cisplatine.
Doubletchemotherapie
Patiënten met een hoge ERCC1-expressie en een hoge TS-expressie (profiel 1) werden gerandomiseerd naar een behandeling met alleen paclitaxel (experimentele arm) of doubletchemotherapie met cisplatine (controlearm). Patiënten met een hoge ERCC1-expressie en een lage TS-expressie (profiel 2) werden gerandomiseerd naar alleen pemetrexed of de controle met doubletchemotherapie met cisplatine. Patiënten met een lage ERCC1-expressie en een hoge TS-expressie (profiel 3) werden gerandomiseerd naar cisplatine-gemcitabine of de controle met doubletchemotherapie met cisplatine. Tot slot werden patiënten met een lage ERCC1-expressie en een lage TS-expressie (profiel 4) gerandomiseerd naar cisplatine-pemetrexed of de controle met doubletchemotherapie met cisplatine.
“Voor de primaire analyse werden vervolgens alle controlearmen samengenomen”, legde Novello uit, “evenals alle experimentele armen.” Primaire uitkomstmaat was algehele overleving (OS) en secundaire uitkomstmaten waren onder andere recidiefvrije overleving (RFS) en toxiciteit.
Onvoldoende power
Uiteindelijk werden 389 patiënten gerandomiseerd naar de controlearmen en 384 naar de experimentele armen. Novello: “Na een mediane follow-up van 28,2 maanden waren 154 patiënten overleden. Dit was slechts 46% van het verwachte aantal events.” De mediane OS voor de experimentele armen was 96,4 maanden en voor de controlearmen 83,5 maanden (HR 0,76; 95% BI 0,55-1,04). De mediane RFS was 64,4 maanden voor de experimentele armen en 41,5 maanden voor de controlearmen (HR 0,94; 95% BI 0,74-1,20).
“Er werd minder toxiciteit gezien in de experimentele armen, met name wat betreft hematologische bijwerkingen”, zei Novello. Zij concludeerde dat het op maat behandelen van patiënten gebaseerd op mRNA-expressie van ERCC1 en TS in weefsel van de primaire tumor geen significante verbetering van de OS en RFS gaf. Wel werd er een niet-statistisch significante trend naar een betere OS in de experimentele armen gezien. De oorzaak hiervan was volgens Novello mogelijk gelegen in onvoldoende power van de finale analyse. “Slechts 46% van de verwachte events trad op. Als we uitgaan van eenzelfde puntschatting van de HR na de verwachte 336 events, zou de geschatte HR 0,76 zijn (95% BI: 0,61-0,94; p=0,012).”
Het op maat behandelen geeft volgens Novello wel een significant beter veiligheidsprofiel zonder de werkzaamheid teniet te doen.
Referentie
1. Novello S, et al. WCLC 2020; abstr PS01.04.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist