Een onderhoudsbehandeling met olaparib bij patiënten met platinumgevoelig, gerecidiveerd ovariumcarcinoom en een BRCA-mutatie leidt tot een verbetering van de mediane algehele overleving met 12,9 maanden ten opzichte van placebo. “SOLO2 is hiermee de eerste fase 3-studie naar de onderhoudsbehandeling met een PARP-remmer die overlevingsdata rapporteert voor deze groep vrouwen”, liet dr. Andrés Poveda (Valencia, Spanje) weten in zijn presentatie tijdens de ASCO20 Virtual.1
De primaire analyse van de SOLO2-studie liet een significante verbetering van de progressievrije overleving zien met 13,6 maanden ten opzichte van placebo bij vrouwen met platinumgevoelig, gerecidiveerd ovariumcarcinoom en een BRCA-mutatie.2 Daarnaast had onderhoudsbehandeling met olaparib een gunstig bijwerkingenprofiel.3 De in de studie geïncludeerde patiënten waren behandeld met minstens twee eerdere lijnen chemotherapie, en hadden nog steeds een respons op hun meest recente platinumbevattende behandelschema. Zij werden gerandomiseerd naar een onderhoudsbehandeling met olaparib (n=196) of placebo (n=99) en behandeld tot ziekteprogressie. Een belangrijke secundaire uitkomstmaat van de studie was de algehele overleving (OS), waarvan Andrés Poveda deze ASCO de definitieve gegevens presenteerde.
Indrukwekkende bevinding
De mediane duur van de follow-up was 5,5 jaar voor olaparib en 5,4 jaar voor placebo. De belangrijkste reden voor het stopzetten van de behandeling was ziekteprogressie. Slechts 18% van de patiënten in de olaparibgroep staakte de behandeling wegens bijwerkingen, ondanks de lange blootstellingsduur aan olaparib. De resultaten wat betreft de mediane OS lieten een verbetering van 12,9 maanden zien met olaparib ten opzichte van placebo. Poveda: “Dit is een indrukwekkende bevinding, vooral als je bedenkt dat bij 38% van de placebopatiënten cross-over plaatsvond naar behandeling met de PARP-remmer.” De mediane OS was 51,7 maanden in de olaparibgroep en 38,8 maanden in de placebogroep (HR 0,74; 95% BI 0,54-1,00; p=0,0537). De vooraf gedefinieerde drempelwaarde voor statistische significantie was hiermee echter niet behaald. Na vijf jaar was 42% van de patiënten in de olaparibgroep en 33% van de patiënten in de placebogroep nog in leven.
Goed getolereerd
De mediane tijd tot volgende therapie was 27,4 maanden voor olaparib en 7,2 maanden voor placebo (HR 0,37; 95% BI 0,28-0,48; p<0,0001). Poveda zei hierover: “Het is opmerkelijk dat na vijf jaar 28% van de patiënten in de olaparibgroep nog in leven was en daarbij nog niet toe was aan een volgende therapie.” Van de patiënten in de olaparibgroep ontving 22% de studiebehandeling langer dan vijf jaar. “Dit laat goed zien”, zei Poveda, “dat een onderhoudsbehandeling met olaparib bij een recidief niet alleen een therapeutisch voordeel geeft, maar ook goed getolereerd wordt.” De gemiddelde totale behandelduur was 29,1 maanden met olaparib en 15,1 maanden met placebo. Ten opzichte van de primaire analyse werd slechts een kleine toename in het percentage bijwerkingen, dosisonderbrekingen en discontinueringen gezien, ondanks de langere behandelduur. De meest voorkomende bijwerkingen kwamen overeen met de primaire analyse.
Poveda concludeerde dat de SOLO2 de eerste fase 3-studie is naar de onderhoudsbehandeling met een PARP-remmer waarvoor overlevingsdata gerapporteerd worden bij vrouwen met platinumgevoelig, gerecidiveerd ovariumcarcinoom en een BRCA-mutatie. Onderhoudsbehandeling met olaparib laat hierbij een klinisch betekenisvolle verbetering in OS zien ten opzichte van placebo.
Referenties
1. Poveda A, et al. J Clin Oncol 2020;38(suppl): abstr 6002.
2. Pujade-Lauraine E, et al. Lancet Oncol 2017;18:1274-84.
3. Friedlander M, et al. Br J Cancer 2018;119:1075-85.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2020 vol 5 nummer 2
Commentaar dr. Gabe Sonke, internist-oncoloog, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam
Er is altijd veel discussie geweest over chirurgie bij recidief ovariumcarcinoom. Er zijn meerdere studies naar gedaan, met wisselende resultaten. Deze ASCO zijn de resultaten wat betreft algehele overleving (OS) van de DESKTOP III-studie gepresenteerd. In deze studie heeft een sterke selectie plaatsgevonden van patiënten met recidief ovariumcarcinoom bij wie verwacht werd dat complete debulking mogelijk was.1 Deze patiënten zijn gerandomiseerd naar systemische therapie met of zonder chirurgie. Ik had op basis van eerdere studies niet verwacht dat chirurgie een relevant voordeel zou geven, maar er blijkt een mediaan verschil van zeven maanden te zijn in het voordeel van chirurgie. Kanttekening is dus wel dat het om een sterk geselecteerde groep patiënten gaat en dat de overleving slechter lijkt te zijn indien een complete debulking toch niet mogelijk blijkt. Dat betekent dat als we deze strategie gaan overwegen bij patiënten, we heel goed moeten inschatten of complete debulking mogelijk is, op basis van de in de studie gebruikte criteria (platinumsensitief recidief, complete debulking bij primaire chirurgie, <500 ml ascites, performance status 0) eventueel aangevuld met laparoscopie en wellicht aanvullende beeldvorming met MRI. Daarnaast is goede counseling van patiënten over de voor- en nadelen van groot belang. Het is tenslotte niet meer goed mogelijk om de indicatie voor onderhoudsbehandeling met PARP-remming te stellen na een complete debulking. Wellicht zal er daarom voor sommige patiënten met een recidief ovariumcarcinoom een keuze gemaakt moeten worden tussen opereren of PARP-remming.
Tijdens ASCO20 Virtual werden ook de mature OS-resultaten van de SOLO2-studie gepresenteerd, met een follow-upduur van ongeveer 65 maanden.2 We zien dat de mediane OS verbetert van bijna 39 naar bijna 52 maanden met een onderhoudsbehandeling met olaparib. Hoewel dit een duidelijke toename is, bleek het strikt genomen (net) niet statistisch significant. Daarbij speelde cross-over een rol, omdat een aanzienlijk deel van de patiënten in de placebogroep bij progressie alsnog behandeld werd met een PARP-remmer. Deze resultaten bevestigen onze huidige behandelstrategie voor patiënten met platinumsensitief recidief ovariumcarcinoom en een BRCA-mutatie. Het is goed te weten dat er voor hen niet alleen uitstel van progressie is, maar dat ze daadwerkelijk langer leven door de behandeling.
Tot slot werd er een interessante studie gepresenteerd naar de behandeling van ovariumcarcinoom met mirvetuximab soravtansine, een antilichaam-drugconjugaat gericht op de foliumreceptor-alfa (FRa).3 Hoewel de geïncludeerde patiënten veelal flink voorbehandeld waren, werd bij 92% van hen reductie van de tumorlast gezien. Deze studie komt waarschijnlijk ook naar Nederland en ik hoop dat we hier ook een aantal patiënten met dit middel kunnen gaan behandelen.
Referenties
1. Du Bois A, et al. J Clin Oncol 2020;38(suppl): abstr 6000.
2. Poveda A, et al. J Clin Oncol 2020;38(suppl): abstr 6002.
3. Gilbert L, et al. J Clin Oncol 2020;38(suppl): abstr 6004.
Congres Up-to-date 2020 vol 5 nummer 2