Rucaparibmonotherapie als onderhoudsbehandeling in eerste behandellijn bij patiënten met gevorderd ovariumcarcinoom verbetert de progressievrije overleving significant ten opzichte van placebo, bij zowel patiënten met als patiënten zonder homologe-recombinatiedeficiëntie. Dit blijkt uit de resultaten van de ATHENA-MONO-studie die dr. Bradley Monk (Phoenix, Verenigde Staten) tijdens de 2022 ASCO Annual Meeting presenteerde.
Hoewel aangetoond is dat PARP-remmers werkzaam zijn in de eerstelijns onderhoudsbehandeling van patiënten met ovariumcarcinoom, is nog onduidelijk welke patiënten precies baat hebben van deze behandeling. In de ATHENA-studie is dan ook een brede populatie patiënten met ovariumcarcinoom geïncludeerd, waaronder patiënten met homologe-recombinatiedeficiëntie (HRD) en patiënten met hoog-risicokenmerken, zoals residuale ziekte. “De ATHENA-studie omvat twee onafhankelijke, gerandomiseerde studies: de ATHENA-MONO en ATHENA-COMBI”, zei Bradley Monk. Hij presenteerde tijdens dit ASCO-congres de resultaten van de ATHENA-MONO-studie.1
4:1 randomisatie
In deze studie werden patiënten met nieuw-gediagnosticeerd, stadium III of stadium IV, hooggradig ovariumcarcinoom die eerstelijns platinumbevattende chemotherapie en chirurgie voltooid hadden, 4:1 gerandomiseerd naar onderhoudsbehandeling met rucaparib of placebo. De primaire uitkomstmaat was de door de onderzoeker bepaalde progressievrije overleving (PFS). “We evalueerden deze uitkomstmaat allereerst in de HRD-positieve populatie, die bestond uit zowel patiënten met een BRCA-mutatie als BRCA-wildtype patiënten met loss of heterozygosity (LOH)high-tumoren. Vervolgens werd de primaire uitkomstmaat bepaald in de intention-to-treat (ITT)-populatie.” In totaal zijn 538 patiënten gerandomiseerd (n=427 in de rucaparibgroep en n=111 in de placebogroep). De mediane follow-up was 26 maanden.
Klinisch relevante verdubbeling
De door de onderzoeker bepaalde PFS in de HRD-positieve populatie was significant beter met rucaparib versus placebo (respectievelijk 28,7 maanden versus 11,3 maanden; HR 0,47; 95% BI 0,31-0,72; p=0,0004). Het percentage patiënten dat na twee jaar vrij was van progressie was 35% met placebo en 56,3% met rucaparib. “De ITT-populatie liet ook een statistisch significante en klinisch relevante verdubbeling van de PFS zien van 9,2 maanden met placebo naar 20,2 maanden met rucaparib”, zei Monk (HR 0,52; 95% BI 0,40-0,68; p<0,0001). In een blinded independent central review (BICR)-analyse van de HRD-negatieve groep werd een verbetering in PFS gezien van 5,6 maanden (12,0 maanden met rucaparib versus 6,4 maanden met placebo; HR 0,60; 95% BI 0,40-0,89). “Daarnaast lijken de subgroepanalyses erop te wijzen dat de patiënten met de hoogste risico’s, zoals patiënten met residuale ziekte na chemotherapie, intervaldebulking, stadium IV-ovariumcarcinoom en een aanhoudend verhoogd CA125, de beste HR’s hebben.”
Veiligheidsprofiel
Behandelingsgerelateerde bijwerkingen van graad 3 of hoger kwamen voor bij 60,5% van de patiënten in de rucaparibgroep en bij 22,7% van de patiënten in de placebogroep. Het veiligheidsprofiel komt daarbij overeen met het profiel dat gerapporteerd is in eerdere studies.
“Een eerstelijns onderhoudsbehandeling met rucaparib geeft een significant betere PFS ten opzichte van placebo bij patiënten met gevorderd ovariumcarcinoom, in zowel de HRD- als de ITT-populaties”, concludeerde Monk.
De resultaten van de ATHENA-MONO-studie zijn gelijktijdig met de presentatie tijdens het ASCO-congres gepubliceerd in Journal of Clinical Oncology.2
Referenties
1. Monk BJ, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 17): abstr LBA5500.
2. Monk BJ, et al. J Clin Oncol 2022 June 6. DOI: 10.1200/JCO.22.01003.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2022 vol 7 nummer 2
Commentaar dr. Judith Kroep, internist-oncoloog, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
Tijdens de 2022 ASCO Annual Meeting werden de resultaten gepresenteerd van de ATHENA-MONO-studie, waarin rucaparib werd vergeleken met placebo.1 De resultaten van deze studie waren eigenlijk zoals verwacht. De progressievrije overleving (PFS) was significant beter met rucaparib. Dit resultaat werd gezien bij zowel patiënten met homologe-recombinatie (HR)-deficiëntie als in de totale studiepopulatie. In de HR-deficiënte groep verbeterde de PFS met zeventien maanden. Een verkennende analyse liet zien dat ook de HR-proficiënte groep baat had van de behandeling, met een verbetering in PFS van vijf à zes maanden: een mooi resultaat.
Op dit moment is het advies om patiënten met stadium III/IV-ovariumcarcinoom die een goede respons hebben op eerstelijns platinumbevattende chemotherapie te behandelen met olaparib (indien BRCA-mutatie) of niraparib (indien wildtype BRCA en met zichtbare ziekte na primaire debulking of na neoadjuvante chemotherapie). Daar zou rucaparib op basis van deze resultaten naast kunnen staan. Het is waarschijnlijk dat rucaparib ook een plaats krijgt bij patiënten met wildtype BRCA en patiënten met een complete resectie na adjuvante therapie. Ik ben daarnaast benieuwd naar de resultaten van de studiearmen met ook nivolumab (ATHENA-COMBI). Eerdere studies met checkpointremming in de eerste behandellijn van het ovariumcarcinoom waren negatief. Het is interessant om te zien of de recente studies naar onderhoudsbehandeling met PARP- en checkpointremmers, waaronder de ATHENA-COMBI-studie, toch een plaats aantonen voor checkpointremming in de eerstelijnsbehandeling.
Tisotumab vedotin (TV) is door de Amerikaanse FDA geregistreerd voor de tweede- en derdelijnsbehandeling van het cervixcarcinoom. Tijdens het ASCO-congres werden onder andere de resultaten van de eerstelijnsbehandeling met TV plus pembrolizumab gepresenteerd.2 Deze behandeling leidde tot een mooi objectief responspercentage (ORR) van 41%. De eerstelijnsbehandeling met TV plus carboplatine gaf een ORR van 55%. Onderzoek naar de combinatie van TV met pembrolizumab en carboplatine (met of zonder bevacizumab) als eerstelijnsbehandeling loopt nog. Ik ben benieuwd of deze combinatie minstens zo goed gaat zijn als de recent geregistreerde eerstelijnsbehandeling met pembrolizumab bij PD-L1-positief cervixcarcinoom.3
Referenties
1. Monk BJ, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 17): abstr LBA5500.
2. Lorusso D, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 16): abstr 5507.
3. Colombo N, et al. N Engl J Med 2021;385:1856-67.
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven bespreekt dr. Judith Kroep naast bovenstaande studies ook een retrospectieve studie naar de toevoeging van bevacizumab aan eerstelijnschemotherapie bij gevorderd heldercellig ovariumcarcinoom. Ook komen een fase 1/2-studie met ruxolitinib en een fase 3-studie met trabectidine bij het ovariumcarcinoom aan bod, bespreken zij subgroepanalyses van de KEYNOTE-826-studie bij het cervixcarcinoom en gaan zij tot slot kort in op het RAINBO programma en de recent geopende MMRd-GREEN-studie bij het endometriumcarcinoom. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu