Seksualiteit is zeer belangrijk voor de kwaliteit van leven van kankerpatiënten. Toch hebben artsen tijdens en na de behandeling van hun patiënten weinig aandacht voor seksualiteit, met name bij vrouwen met kanker. Deze situatie gaat snel veranderen als het ligt aan prof. dr. Ellen Laan, die recentelijk werd aangesteld als hoogleraar ‘Biopsychosociale determinanten van seksuele gezondheid’ aan de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam.
Door kanker verdwijnt in veel gevallen (tijdelijk) de aandacht voor seks en seksualiteit. Daarnaast hebben veel behandelingen een negatief effect op de seksualiteit van kankerpatiënten. Chemotherapie beschadigt bijvoorbeeld de ovaria en resulteert, als gevolg van het ontstane tekort aan oestrogeen, in een versnelde intrede van de menopauze, en in een verminderde productie van testosteron. Vooral dat laatste hormoon is van belang voor de gevoeligheid voor seksuele prikkels. Verder kunnen chirurgie en radiotherapie bij gynaecologische en sommige urogenitale tumoren een aanzienlijke impact hebben op de seksualiteit, bijvoorbeeld door de beschadiging van zenuwen. Ook kan hormoontherapie bij prostaat- of borstkanker een nadelig effect hebben op de seksualiteit van kankerpatiënten. Prostaatkankerpatiënten kunnen door hormoontherapie bijvoorbeeld te maken krijgen met een (lichte) toename in vrouwelijke geslachtskenmerken en een verminderde gevoeligheid voor seksuele prikkels door een daling van het testosterongehalte. Vrouwen met oestrogeengevoelige borstkanker kunnen na behandeling met tamoxifen onder andere een droge en gevoelige vagina krijgen.
“Het is dan ook belangrijk dat de mogelijke effecten van behandeling op de seksualiteit en reeds ontstane seksuele problemen bij kankerpatiënten door behandelaars besproken of in ieder geval benoemd worden. Waar seksuele problemen bij mannen met kanker over het algemeen nog wel redelijk besproken worden, blijven de seksuele repercussies van kankerbehandelingen bij vrouwen echter zeer onderbelicht. Ik pleit er dan ook voor dat artsen seksualiteit tijdens ten minste een van de consulten met hun patiënten bespreken. Dat hoeft niet eens uitgebreid te gebeuren, want patiënten met problemen of behoefte aan aanvullende informatie kunnen doorverwezen worden naar bijvoorbeeld een gespecialiseerd verpleegkundige of seksuoloog”, aldus Ellen Laan.
Testosteron bij vrouwen
Volgens Laan besteden niet alleen behandelaars onvoldoende aandacht aan de seksualiteit van kankerpatiënten, ook in klinische studies wordt er zelden gekeken naar de effecten van een behandeling op de seksualiteit van de deelnemers. Hierdoor is er ook een tekort aan informatie over het effect van kanker en therapie op seksualiteit, met name bij vrouwen.
Een voorbeeld is het gebrek aan awarenessonder zorgverleners en patiënten over de impact van sommige behandelingen op de productie en/of werking van testosteron bij vrouwen. Laan: “Vrouwen produceren tot op hoge leeftijd testosteron in het stroma van de eierstokken. Daarnaast wordt testosteron door de bijnieren geproduceerd. Maar weinig mensen zijn hiervan op de hoogte. Dit komt mede doordat testosteron ook wel het ‘mannelijke geslachtshormoon’ wordt genoemd. Net als bij mannen werkt testosteron echter ook bij vrouwen als een ‘sekshormoon’. Ik pleit er dan ook voor om na chemotherapie, en andere behandelingen die de productie van testosteron verminderen, goed na te gaan wat de testosteronspiegel is.
Tot voor kort kon men testosteron niet nauwkeurig meten en was het met name bij vrouwen, die een concentratie hebben die tot twintig keer lager ligt, niet goed mogelijk om de testosteronspiegel te bepalen. Gelukkig is dit verbeterd. We moeten echter nog veel duidelijker in kaart brengen in welke mate het testosteronniveau correleert met de gevoeligheid voor seksuele stimuli. Het lijkt er namelijk op dat er bij vrouwen, net als bij mannen, boven een bepaalde drempelwaarde geen direct verband is tussen de hoogte van de testosteronspiegel en de seksuele gevoeligheid. Vaak wordt gedacht dat dit wel het geval is, zoals door mannen die denken dat hun hoge libido toe te schrijven is aan een hoog testosteronniveau. Hier is echter geen enkel bewijs voor. Zodra het testosteronniveau van mannen en vrouwen binnen het bij hun sekse passende normale bereik ligt, wordt hun seksuele respons vooral bepaald door de kwaliteit van de seksuele prikkels en de mate waarin men zich voor deze prikkels kan openstellen.”
Preventie en behandeling
Voor de suppletie van testosteron bij vrouwen met een te laag testosteronniveau bestaan er sinds een aantal jaren door de EMA goedgekeurde pleisters. “Helaas zijn deze pleisters in Europa niet verkrijgbaar, omdat ze hier veel te weinig werden voorgeschreven. Er is wel een aantal alternatieven om de testosteronspiegel te verhogen, maar die zijn meestal niet erg geschikt voor vrouwen. Zo zijn testosterongels bijvoorbeeld speciaal voor mannen ontwikkeld en bevatten deze gels een testosterongehalte dat voor vrouwen veel te hoog is. Bij een overdosering kunnen vrouwen last krijgen van een (tijdelijke) toename in mannelijke geslachtskenmerken, zoals overbeharing of juist kaalheid. Gelukkig zijn deze verschijnselen omkeerbaar, ze verdwijnen zodra er met testosteron wordt gestopt. Wel verwacht ik dat het in de toekomst makkelijker zal worden om testosteron in de juiste dosis aan vrouwen toe te dienen”, aldus Laan.
Naast de suppletie van testosteron kunnen de nadelige effecten van kankerbehandelingen op de seksualiteit ook op andere manieren worden verminderd. Een voorbeeld is zenuwsparende chirurgie bij cervixcarcinoom, waarvan de werkzaamheid en toxiciteit onder andere in het Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden, en het Amsterdam UMC, locatie AMC werd onderzocht. De resultaten waren veelbelovend, met name bij tumoren van beperkte omvang.1,2
Online gedragstherapie
Niet alleen artsen bespreken seksualiteit onvoldoende met hun patiënten, patiënten hebben zelf ook moeite om tijdens een consult seksuele problemen ter sprake te brengen. Daarom werd in een groot aantal Nederlandse centra in een gerandomiseerde studie de meerwaarde onderzocht van een online aangeboden cognitieve gedragstherapie gericht op het seksueel functioneren van vrouwen die borstkanker hadden overleefd. “De therapie bleek inderdaad meerwaarde te hebben. De vrouwen hadden na de online therapie, die met name de kwaliteit van seksuele communicatie en stimulatie bevordert, een significant verbeterde seksualiteit dan vrouwen die de gedragstherapie niet kregen aangeboden.3 Deze bevindingen suggereren dat veel van de seksuele problemen bij vrouwen met borstkanker reversibel zijn”, aldus Laan.
Binnen haar eigen onderzoeksgroep zal binnenkort onderzocht worden hoe vaak vrouwen na chemotherapie ovaria hebben die onvoldoende testosteron produceren. “Zelfs al zou testosteronsuppletie bij sommige vrouwen met een testosterontekort onvoldoende werken of geen optie zijn, dan is het voor henzelf goed om te weten dat ze meer seksuele stimulatie nodig hebben om hetzelfde effect te bereiken. Het gebrek aan informatie daarover maakt namelijk dat vrouwen vaak niet weten dat een kankerbehandeling effect kan hebben op hun gevoeligheid voor seksuele prikkels. Dit kan vervolgens bijvoorbeeld leiden tot problemen met hun partner, omdat de coïtus pijnlijk is geworden. De juiste voorlichting zou er dan voor kunnen zorgen dat koppels zich beter aan de situatie kunnen aanpassen”, besluit Laan.
Referenties
1. Bakker RM, et al. Int J GynecolCancer2017;27:1051-7.
2. Derks M, et al. Int J Gynecol Cancer 2018;28:757-63.
3. Hummel SB, et al. J Clin Oncol 2017;35:1328-40.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Oncologie Up-to-date 2018 vol 9 nummer 5