FAST, Future Affordable and Sustainable Therapies, is een gerichte impuls vanuit de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Economische Zaken en Klimaat (EZK) voor innovatieve therapieontwikkeling. Beide ministeries reageerden positief op het voorstel van de kwartiermakers om innovatie en betaalbaarheid te stimuleren door meer samenhang te creëren in de publieke financiering van innovatieve therapieontwikkeling. Een van hen, kwartiermaker Saco de Visser (ZonMw) vertelt wat dit kan gaan bieden.
We weten al lang dat heel veel tijd zit tussen de ontwikkeling van een therapie en de daadwerkelijke toepassing in de klinische praktijk. Toch is het logisch dat het initiatief voor FAST juist nu tot stand kwam, stelt Saco de Visser. Het dient twee doelen, legt hij uit. Het ene is zorgen dat de weg voor beloftevolle ontwikkelingen minder obstakels kent, zodat de route van laboratorium naar patiënt sneller kan worden afgelegd. Het andere is de overheid ertoe aanzetten om in het samenspel tussen publieke en private belangen een nieuwe impuls te geven aan het investeren in een optimaal klimaat voor therapieontwikkelaars.
“Als samenleving en politiek vinden wij wat van de ontwikkeling van nieuwe therapieën”, zegt De Visser, “en soms ook van de prijsvorming daarbij.” Dat is de kern. Want het is de bedoeling nieuwe therapieën tegen aanvaardbare tarieven zo snel mogelijk bij de patiënt te krijgen. Maar dit speelt zich steeds meer af in een veld waarin geneesmiddelen en therapieën op maat bedoeld zijn voor specifieke patiëntengroepen, wat invloed heeft op de terugverdiencapaciteit van de investering en dus op de prijs.
“Als je hier iets aan wilt doen”, zegt hij. “moet er meer samenhang komen in de publieke financiering van innovatieve therapieontwikkeling. In die financiering zit nu weinig lijn, die is versnipperd. Daarom is onze boodschap - in antwoord op de vraag van de ministeries van VWS en EZK: zorg dat je de overheidsinvesteringen op dit gebied op orde hebt.”
Samenwerking stimuleren
Dus: zet overheidsgeld gericht in om betaalbaarheid en innovatie van therapieën samen te laten gaan. Om hierin zo efficiënt mogelijk te kunnen handelen, wil FAST de therapieontwikkeling op een aantal speerpunten gericht stimuleren. Capaciteit voor therapieontwikkeling is er genoeg: Nederland telt zo’n 2.900 life-sciencesbedrijven, zeven universitair medische centra en een aantal universiteiten en kenniscentra. In theorie beschikt ons land daarmee over een van de meest geconcentreerde onderzoeksnetwerken ter wereld.
“We zijn als land echt wel koploper in innovatie op therapiegebied”, zegt De Visser. “Maar al die kennispartijen zijn nog te vaak losse entiteiten in een deels ook concurrerende markt. Toch doen we het in samenwerking echt nog niet zo slecht. Natuurlijk kan het beter, maar in het leggen van verbintenissen en het versterken van onderlinge samenwerking heeft Nederland in de publieke investering nooit zo heel erg gestuurd.
Kijk voor wat dit kan betekenen bijvoorbeeld naar het Oncode Institute, dat investeert in fundamenteel en translationeel oncologieonderzoek. Het komt nu in de spannende fase waarin het erom gaat hoe het revenuen gaat genereren van de gedane investeringen. De vroeg-klinische fase waar het Oncode Institute zich op richt is bij uitstek interessant voor durfinvesteerders, omdat ze een mogelijkheid zien om iets waarin ze investeren snel met winst door te verkopen. Daardoor is er maar weinig incentive om vroeg te stoppen met middelen die misschien minder kansrijk zijn. Hierdoor ontstaat een perverse en zeer kostbare prikkel voor de markt. Samen met de kosten van durfkapitaal zijn de kosten van gefaalde projecten namelijk verreweg de grootste kosten in therapieontwikkeling. Tegelijkertijd hebben we bedrijven hard nodig om producten verder te ontwikkelen en beschikbaar te krijgen voor patiënten.
Tijdig ‘de-risken’ tijdens de ontwikkeling heeft daardoor enorme waarde. Dus moet je ook bereid zijn een investering langer vast te houden dan de nu gangbare vijf jaar voor overheidsinvesteringen. Als land in therapieontwikkeling het verschil maken, vraagt om een veel langere, publieke en private, gezamenlijke investering in grotere projecten en durven kiezen voor speerpunten.”
Prijs beïnvloeden
Ongeveer de helft van de kosten van een geneesmiddel wordt bepaald door de cost of capital: de gemiddelde kosten van het kapitaal (eigen vermogen en vreemd vermogen) waarmee een bedrijfsorganisatie wordt gefinancierd. “Een overheid kan die cost of capital als het om therapieontwikkeling gaat reduceren”, zegt hij. “Ook kan ze af en toe eens de cost of failure voor haar rekening nemen. Dan beperk je dus de rol van de durfinvesteerders die uit zijn op een snelle exit en daarmee kun je de optimale ontwikkeling en uiteindelijk ook de prijs van het eindproduct gunstig beïnvloeden. Natuurlijk kan een overheid dit maar selectief doen, want het gaat om grote sommen geld. Maar in experimenten voor bijvoorbeeld zeldzame ziekten kun je wel een situatie creëren waarin het ook voor andere partijen, zoals pensioenfondsen, interessant wordt om mee te investeren.”
De kwartiermakers benoemen in hun advies in beginsel drie potentiële speerpunten: personalized medicine, regeneratieve geneeskunde en zeldzame aandoeningen. “Waarbij je kunt aantekenen dat kanker met de steeds gerichtere behandelopties en diagnostische mogelijkheden ook een soort verzameling van zeldzame aandoeningen begint te worden”, zegt De Visser. “We hebben aan de snelle ontwikkeling van coronavaccins gezien hoe stimulerend overheidsinvesteringen kunnen zijn voor therapieontwikkeling. “Waarom zouden we dat niet ook met kankermedicijnen kunnen?”
Nu is die coronavaccinatie wel een zaak geweest van internationale stimulering. Zijn de ambities van FAST op basis van Nederlandse onderzoeksnetwerken te realiseren? “We opereren wel in een internationaal speelveld”, zegt De Visser, “maar we zijn onderdeel van die internationale community, en we kunnen daarin een grotere bijdrage leveren dan we nu doen door de kennisinfrastructuur te ontsluiten. Daarmee helpen we de bestaande onderzoekers, life-sciencesbedrijven, en trekken we wellicht ook nieuwe partijen aan om zich hier te vestigen. FAST gaat kortom over de rol die Nederland kan vervullen in het internationale netwerk.”
Volgend kabinet aan zet
In reactie op het advies hebben VWS en EZK aangegeven de stroomlijning van de publieke investeringen een goed idee te vinden. “Dat is echt nieuws, dat twee ministeries aangeven dat ze voortaan beter gezamenlijk willen investeren”, zegt De Visser. “Maar de reactie was ook: het volgende kabinet moet de speerpunten bepalen en die nieuwe publieke investering. Het is dus niet gezegd dat dit dezelfde zijn als de drie die wij benoemd hebben. Oncologie is zeker logisch, dus we zullen ons er hard voor maken om daarin te investeren voor een langere termijn. Maar ik kan me ook voorstellen dat infectieziekten nu meer op de voorgrond komen te staan.”
Los van de keuze voor de speerpunten, is het ambitieniveau van FAST realistisch? “Dat hangt dus van het volgende kabinet af”, zegt De Visser. “De eerste slag is al te slaan door als ministeries meer lijn te brengen in de zaken waarin je toch al investeert. Maar veel interessanter is de grotere stap om gericht te investeren in ontwikkelingen waarmee innovatie en betaalbaarheid van therapieën hand in hand kunnen gaan. Daarover kan het demissionaire kabinet geen knoop doorhakken. Maar gelukkig hebben de twee ministeries al wel toegezegd dat FAST in de basis moet worden neergezet, zodat het direct aan de slag kan als het nieuwe kabinet die duidelijkheid geeft.”
Drs. Frank van Wijck, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2021 vol 12 nummer 5
Reactie demissionair minister Tamara van Ark van VWS
Hoewel het demissionaire kabinet, zoals Saco de Visser stelt, geen stappen zet op het FAST-dossier, heeft demissionair minister Tamara van Ark wel al in een Kamerbrief een reactie gegeven op het initiatief.1 Ze koppelt dit aan het actieprogramma Nieuwe kansen voor Topsector Life Sciences & Health (LSH). Ze stelt dat de rapporten van LSH en FAST allebei voorstellen bevatten om het ecosysteem voor life sciences & health te versterken, wat het aantrekkelijk maakt voor bedrijven om hierin te investeren.
Specifiek over FAST schrijft ze met zoveel woorden: ‘Wij vinden dit een goed idee’. Wel stelt ze dat publieke financiering langs de lijnen die FAST voorstelt risico’s kent, omdat de overheid minder kennis en ervaring heeft dan commerciële partijen die naar dezelfde projecten kijken. Kennis en expertise van partnerorganisaties over hoe projecten te selecteren zal daarom een belangrijk onderdeel moeten zijn van de verdere uitwerking van FAST, schrijft ze.
De demissionaire minister ziet behandeling van infectieziekten als een ‘evident eerste speerpunt’ waarmee FAST een start moet maken. ‘FAST moet zo worden ingericht dat, als het volgende kabinet besluit tot additionele investeringen, de FAST-organisatie kan meegroeien met die ambitie’, stelt ze ten slotte.
Referentie
1. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2021/05/28/kamerbrief-over-kabinetsreactie-rapporten-fast-en-actieprogramma-nieuwe-kansen-topsector-lsh