Tijdens het SABCS 2023 presenteerde prof. dr. Peter Schmid (Londen, Verenigd Koninkrijk) resultaten van de KEYNOTE-522-studie met een mediane follow-up van 63,1 maanden. “Met deze lange follow-up laat een neoadjuvante behandeling met pembrolizumab plus chemotherapie, gevolgd door adjuvant pembrolizumab nog steeds een klinisch betekenisvolle verbetering in eventvrije overleving zien ten opzichte van een neoadjuvante behandeling met chemotherapie alleen bij patiënten met hoog-risico-, vroeg-stadium-, triple-negatieve borstkanker.”
In de prospectieve, gerandomiseerde, placebogecontroleerde fase 3-KEYNOTE-522-studie werd de toevoeging van pembrolizumab aan neoadjuvante chemotherapie onderzocht bij patiënten met stadium II- of stadium III-, triple-negatieve borstkanker (TNBC). Patiënten (n=1.174) werden in een verhouding van 2:1 gerandomiseerd naar neoadjuvante platinabevattende chemotherapie plus pembrolizumab versus platinabevattende chemotherapie plus placebo gevolgd door een adjuvante behandeling met pembrolizumab of placebo na chirurgie. De twee primaire uitkomstmaten waren het pathologisch complete respons (pCR)-percentage en de eventvrije overleving (EFS).
De eerste interimanalyse liet zien dat de neoadjuvante behandeling met pembrolizumab plus chemotherapie een significante verbetering van het pCR-percentage gaf (met 13,6 procentpunt) ten opzichte van alleen chemotherapie.1 De vierde interimanalyse, met een mediane follow-up van 39,1 maanden, liet een statistisch significante verbetering van de EFS zien voor het regime met pembrolizumab (HR 0,63; p<0,001) versus het regime met placebo.2 Peter Schmid presenteerde nu de geüpdatete EFS-resultaten na een mediane follow-up van 63,1 maanden.3 “Dit zijn belangrijke data, omdat de meeste EFS-events bij TNBC in de eerste vijf jaar van de behandeling optreden, dus met vijf jaar follow-up hebben we heel robuuste data”, aldus Schmid.
T2N0-subpopulatie
De vijfjaars-EFS was 72,3% in de placebogroep en 81,3% in de pembrolizumabgroep (HR 0,63). Schmid: “We zien een afvlakking van de overlevingscurves en er treden maar weinig EFS-events op tussen jaar drie en jaar vijf.” Ook in diverse subgroepen werd een verbetering van de EFS gezien met de behandeling met pembrolizumab, bijvoorbeeld bij stadium II-ziekte (HR 0,59), stadium III-ziekte (HR 0,71), kliernegatieve ziekte (HR 0,56) en klierpositieve ziekte (HR 0,67). Een klinisch belangrijke subgroep is volgens Schmid die van patiënten met T2N0-tumoren. “We krijgen vaak de vraag of deze patiënten ook behandeld zouden moeten worden met pembrolizumab plus chemotherapie. In de T2N0-subpopulatie van de KEYNOTE-522, ongeveer 40% van de totale studiepopulatie, zien we een vijfjaars-EFS van 77,9% met alleen chemotherapie en 87,8% met pembrolizumab plus chemotherapie (HR 0,49). Dit lijkt erop te wijzen dat we ook bij deze patiënten pembrolizumab plus chemotherapie kunnen overwegen.”
Hersenmetastasen
Schmid liet verder zien dat patiënten die een pCR behaalden met de toevoeging van pembrolizumab een betere EFS hadden dan de patiënten die een pCR behaalden met alleen chemotherapie. De vijfjaars-EFS was 94,2% in de pembrolizumabgroep versus 89,8% in de placebogroep. De incidentie van hersenmetastasen als eerste EFS-event was laag in beide studiearmen, met een numeriek lagere incidentie van hersenmetastasen in de pembrolizumabgroep (2,3%) ten opzichte van de placebogroep (3,3%).
“Deze resultaten ondersteunen het toepassen van neoadjuvante platinabevattende chemotherapie plus pembrolizumab gevolgd door een adjuvante behandeling met pembrolizumab na chirurgie als standaardbehandeling bij patiënten met hoog-risico-, vroeg-stadium-TNBC”, concludeerde Schmid.
Referenties
1. Schmid P, et al. N Engl J Med 2020;382:810-21.
2. Schmid P, et al. N Engl J Med 2022;386:556-67.
3. Schmid P. et al. SABCS 2023; abstr LB01-01.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist