Uit de POSITIVE-studie bleek dat meer dan 90% van de vrouwen met HR-positieve borstkanker en een zwangerschapswens met amenorroe bij studie-inclusie, weer ongesteld werd. “Ovariële stimulatie (als onderdeel van cryopreservatie van embryo’s of eicellen) bij de diagnose borstkanker was niet geassocieerd met een slechtere prognose”, zei dr. Hatem Azim (Nuevo Leon, Mexico), die deze resultaten tijdens het SABCS 2023 presenteerde.
Aan de prospectieve, internationale POSITIVE-studie konden premenopauzale vrouwen (≤42 jaar) met stadium I tot stadium III, HR-positieve borstkanker en een zwangerschapswens deelnemen. Zij moesten tussen achttien en dertig maanden behandeld zijn met endocriene therapie. Na inclusie werd de endocriene therapie gestopt gedurende een periode van maximaal twee jaar waarin patiënten zwanger konden worden, konden bevallen en eventueel borstvoeding konden geven. Daarna werd de endocriene therapie hervat.
Een eerdere rapportage van de primaire uitkomstmaat van de POSITIVE-studie liet zien dat het tijdelijk onderbreken van endocriene therapie geen negatieve invloed had op borstkankerspecifieke uitkomsten.1 “Maar adjuvante therapie is vaak van invloed op de ovariële functie en kan van invloed zijn op de fertiliteit in de toekomst”, zei Hatem Azim. “Ook bestaat er onzekerheid over de veiligheid van ovariële stimulatie voor cryopreservatie van embryo’s of eicellen en het gebruik van assisted reproductive technology (ART) bij vrouwen met HR-positieve borstkanker die zwanger willen worden.” Dit is eveneens in de POSITIVE-studie onderzocht.2
Herstel menstruatie
In totaal werden 518 patiënten geïncludeerd, van wie er 516 beschikbaar waren voor de menstruatieanalyse en 497 voor de analyse naar fertiliteitspreservatie en ART.
Van de 516 patiënten in de menstruatieanalyse was er bij 53% sprake van amenorroe bij studie-inclusie. Gedurende de studie herstelde dit bij 94% van hen. In de eerste zes maanden van de studie werd 90% van de patiënten die geen adjuvante chemotherapie hadden ontvangen weer ongesteld, 85% van de patiënten die chemotherapie en een gonadotropin-releasing hormone (GnRH)-analoog hadden ontvangen en 81% van de patiënten die chemotherapie zonder GnRH-analoog hadden ontvangen.
In totaal werd 74% van de patiënten minimaal één keer zwanger. Azim: “We zagen een duidelijke associatie tussen een lagere leeftijd bij inclusie en een kortere tijd tot de zwangerschap.” Na 24 maanden was 80% van de vrouwen jonger dan 35 minstens eenmaal zwanger geweest versus 50% van de vrouwen in de leeftijd van 40 tot 42.
Cryopreservatie
51% van de patiënten onderging enige vorm van fertiliteitspreservatie ten tijde van de diagnose borstkanker. “De meest gebruikte vorm (bij 36%) was ovariële stimulatie voor cryopreservatie van embryo’s of eicellen”, zei Azim. Daarnaast onderging 43% van de patiënten ART tijdens de studie, waarbij het vaakst gekozen werd voor ovariële stimulatie voor in-vitrofertilisatie of terugplaatsing van een ingevroren embryo. “Uit een multivariabele analyse bleek dat terugplaatsing van een ingevroren embryo de enige ART-modaliteit was die (ten opzichte van geen ART) geassocieerd was met een hogere kans op een zwangerschap (odds ratio 2,41; 95% BI 1,17-4,95). Ovariële stimulatie ten tijde van de diagnose borstkanker, als onderdeel van cryopreservatie van embryo’s of eicellen, leek geen negatieve invloed te hebben op de prognose van borstkanker. “Deze data zijn belangrijk voor het counselen van jonge vrouwen met borstkanker”, concludeerde Azim.
Referenties
1. Partridge AH, et al. N Engl J Med 2023;388:1645-56.
2. Azim HA, et al. SABCS 2023; abstr GS02-11.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2024 vol 9 nummer 1
Commentaar prof. dr. Vivianne Tjan-Heijnen, internist-oncoloog, Maastricht UMC+, en dr. Agnes Jager, internist-oncoloog, Erasmus MC, Rotterdam
Tijdens het SABCS 2023 werden resultaten van de secundaire uitkomstmaten van de POSITIVE-studie gepresenteerd. Dit is een belangrijke observationele studie naar zwangerschap na doorgemaakte borstkanker, waar we in Nederland ook aan meegedaan hebben. In deze studie werden vrouwen met HR-positieve borstkanker en een actuele zwangerschapswens die reeds 1,5-2,5 jaar met endocriene therapie behandeld waren, geïncludeerd. De behandeling met endocriene therapie werd maximaal twee jaar onderbroken om te proberen zwanger te worden.1 Na maximaal twee jaar of na de zwangerschap werd de endocriene therapie herstart. Eerder was al duidelijk dat het stoppen van de endocriene therapie geen ongunstig effect had op de borstkankeruitkomsten.2 Nu werd een update gepresenteerd waarbij de onderzoekers focusten op het percentage vrouwen met ovarieel herstel, het aantal zwangerschappen en de vraag of de gebruikte assisted reproductive technology (ART) van invloed was op de kans op een zwangerschap. Uiteindelijk was bij 94% van de patiënten sprake van volledig ovarieel herstel, wat een mooi hoog percentage is. Ook is 74% van de vrouwen in deze studie zwanger geworden. Een andere belangrijke bevinding was dat vrouwen die ovariële stimulatie hadden ondergaan voor cryopreservatie ten tijde van diagnose en bij wie het embryo gedurende de studie werd teruggeplaatst, een grotere kans op een zwangerschap hadden dan vrouwen die geen ART ondergingen. Al met al erg ‘POSITIVE’ nieuws.
Daarnaast werden in San Antonio meerdere studies gepresenteerd naar de adjuvante behandeling van HR-positieve borstkanker met CDK4/6-remmers. Een belangrijke vraag daarbij was: kunnen we een groep patiënten identificeren die een groter voordeel heeft van deze behandeling? Onder ander in de MonarchE-studies zijn biomarkeranalyses gedaan, waarbij gekeken is naar verschillende moleculaire subtypes.3 De resultaten lieten zien dat eigenlijk alle onderzochte intrinsieke moleculaire subtypes een vergelijkbaar voordeel hebben van de behandeling met abemaciclib. Dit lijkt dus geen goede biomarker voor het selecteren van patiënten voor therapie. Vervolgens zijn verschillende signaaltransductieroutes geanalyseerd. Daarbij leken met name patiënten met een MYC-amplificatie minder baat te hebben van de behandeling met abemaciclib. De spreker benadrukte dat het te vroeg is om deze bevinding in de praktijk te gebruiken. Desondanks zijn dit belangrijke uitkomsten, waaruit blijkt dat we als oncoloog in toenemende mate kennis moeten hebben van signaaltransductieroutes. Het zou mooi zijn als de verschillende studies naar de adjuvante behandeling met een CDK4/6-remmer gepoold gaan worden voor verdere moleculaire analyses. Het kan ons namelijk enorm helpen als we díe patiënten kunnen identificeren die minder baat hebben bij een adjuvante behandeling met een CDK4/6-remmer.
Verder werd een interessante studie gepresenteerd naar biomarkers bij het lobulair carcinoom, waarbij specifiek gekeken werd naar CDH1-inactivering.4 Met behulp van een kunstmatige-intelligentie (AI)-model wilden de onderzoekers inzicht krijgen in de moleculaire basis van de subset van lobulaire carcinomen zonder genetische veranderingen in het CDH1-gen. Bij het nader onderzoeken van deze subset bleek de CDH1-activering op een andere manier te verklaren, bijvoorbeeld door promotormethylering, homozygote deleties, intragene deleties en fusiegenen. Dit zijn heel interessante bevindingen en we zouden in Nederland ook vaker AI in onderzoeksverband moeten inzetten.
Referenties
1. Azim HA, et al. SABCS 2023; abstr GS02-11.
2. Partridge AH, et al. N Engl J Med 2023;388:1645-56.
3. Turner N, et al. SABCS 2023: abstr GS03-06.
4. Pareja F, et al. SABCS 2023; abstr GS03-04.
In een podcast bespreken prof. dr. Vivianne Tjan-Heijnen en dr. Agnes Jager naast bovenstaande studies bij HR-positieve borstkanker ook een cohortstudie naar zwangerschap na borstkanker bij vrouwen met een kiembaan-BRCA-mutatie en de primaire analyse van de INAVO120-studie. Tot slot gaan zij in op de MONARCH 3- en de TROPION-Breast01-studie. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts