Uit de resultaten van de PALLAS-studie bleek eerder dat de toevoeging van palbociclib aan adjuvante endocriene therapie niet geassocieerd was met een significant betere invasieve-ziektevrije overleving. Nu bleek uit de presentatie van dr. Daniel Stover (Columbus, Verenigde Staten) tijdens het SABCS 2023 dat er in de PALLAS-studie geen significante interactie is tussen het moleculair borstkankersubtype en het effect van palbociclib op de invasieve-ziektevrije overleving.
In de gerandomiseerde fase 3-PALLAS-studie wordt bij patiënten met hormoonreceptor-positieve, HER2-negatieve vroeg-stadiumborstkanker de uitkomst onderzocht van adjuvante behandeling met endocriene therapie (ET) met of zonder palbociclib (twee jaar). Uit de tot nu toe gepubliceerde resultaten bleek dat de toevoeging van palbociclib aan ET niet geassocieerd was met een significante verbetering van de invasieve-ziektevrije overleving (iDFS), de primaire uitkomstmaat van de studie.1,2 “Ook in subgroepanalyses kwam er geen subgroep naar voren die een significant voordeel had van de toevoeging van palbociclib aan ET”, aldus Daniel Stover.
In de huidige analyse van de PALLAS-studie evalueerde men of moleculaire biomarkers patiënten kunnen identificeren die wél voordeel hebben van de toevoeging van palbociclib. Hiertoe werd whole-transcriptome RNA sequencing uitgevoerd op alle tumoren met voldoende tumorcellen. Borstkankersubtypen werden geïdentificeerd aan de hand van de PAM50-genexpressieprofielen.
Geen associatie
In totaal werd van 1.748 patiënten het RNA met succes gesequenced en geanalyseerd.3 Los van enkele subtiele verschillen kwamen de demografische en tumorkenmerken van dit PAM50-cohort overeen met die van het oorspronkelijke PALLAS-cohort. Stover: “Van de 1.748 gesequenste tumoren had 72,1% een luminal A-profiel, wat een groter percentage is dan in andere studies. Verder kwamen de luminal B-, HER2-like-, basale en normale subtypen voor bij respectievelijk 10,5, 4,1, 3,8 en 2,6% van de patiënten (bij 6,7% kon geen duidelijk subtype worden vastgesteld).”
De PAM50-subtypen verschilden aanzienlijk ten aanzien van de iDFS. “Zoals verwacht was het luminal A-subtype geassocieerd met de beste prognose en het basale subtype met de slechtste prognose. Ondanks de iDFS-heterogeniteit was er geen significante associatie tussen het PAM50-subtype en de vijfjaars-IDFS (p=0,066)”, vertelde Stover. Hoewel het effect van palbociclib op de iDFS verschilde per borstkankersubtype, werd er geen significante interactie gevonden tussen het PAM50-subtype en het verschil in iDFS door de toevoeging van palbociclib aan ET. Ook was er geen significante interactie tussen het verschil in iDFS met of zonder palbociclib enerzijds en borstkankersubgroepen op basis van het risico op recidief.
Referenties
1. Mayer EL, et al. Lancet Oncol 2021;22:212-22.
2. Gnant M, et al. J Clin Oncol 2022;40:282-93.
3. Stover D, et al. SABCS 2023; abstr GS03-07.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer