Het voordeel van een adjuvante behandeling met abemaciclib blijft - ook ná de twee jaar durende behandelperiode - aanhouden bij patiënten met hoog-risico, lymfeklierpositieve, HR-positieve, HER2-negatieve borstkanker. Dit blijkt uit een geplande interimanalyse van de monarchE-studie, waarvan prof. dr. Stephen Johnston (Londen, Verenigd Koninkrijk) de resultaten tijdens het SABCS 2022 presenteerde. Hoewel de data wat betreft de algehele overleving nog immatuur zijn, werden er minder overlijdens gezien in de abemaciclibgroep.
Eerder gepubliceerde resultaten van de monarchE-studie lieten zien dat een adjuvante behandeling met abemaciclib plus endocriene therapie (ET) een significante verbetering in invasieve-ziektevrije overleving (IDFS) en afstandsrecidiefvrije overleving (DRFS) gaf bij patiënten met hoog-risico, lymfeklierpositieve, HR+, HER2- borstkanker.1 “Op het moment dat voor het eerst statistisch significante resultaten bereikt werden, was de follow-up in deze studie echter nog beperkt: 15,5 maanden”, zei Stephen Johnston. Hij presenteerde tijdens het SABCS een geplande interimanalyse voor de algehele overleving (OS), twee jaar na de primaire uitkomstenanalyse.2 “De mediane follow-up is nu 42 maanden en zo goed als alle patiënten zijn gestopt met de adjuvante behandeling met abemaciclib.” Hij presenteerde tevens een landmarkanalyse van de resultaten na vier jaar.
Uiteenlopende curves
In de monarchE werden 5.637 patiënten met hoog-risico, lymfeklierpositieve, HR-positieve, HER2-negatieve borstkanker na de standaardbehandeling gerandomiseerd naar een adjuvante behandeling met abemaciclib plus ET of alleen ET. De intention-to-treat (ITT)-populatie bestond uit twee cohorten. Cohort 1 omvatte patiënten met een hoog risico, gebaseerd op klinisch-pathologische kenmerken (in totaal 91% van de totale studiepopulatie). Cohort 2 omvatte patiënten met intermediaire klinisch-pathologische risicofactoren, maar een hoog risico op basis van Ki-67 (≥20%).
Met de langere follow-up van 42 maanden lopen de curves voor de primaire uitkomstmaat (IDFS) voor beide studiegroepen nog steeds uit elkaar, ook na de behandelperiode van twee jaar. “Dit suggereert een mogelijk carry-over-effect”, aldus Johnston. Na vier jaar was het absolute verschil in IDFS-percentage tussen beide groepen 6,4%, ten opzichte van 2,8% na twee jaar en 4,8% na drie jaar. De geüpdatete resultaten voor de ITT-populatie lieten een afname in het risico op het ontwikkelen van een IDFS-event zien van 32,6% (HR 0,664; 95% BI 0,578-0,762; nominale p<0,0001).
Behandeleffect ongeacht Ki-67
Ook voor de DRFS bleven de Kaplan-Meier-curves uit elkaar lopen, liet Johnston zien. Abemaciclib gaf hierbij een vermindering van het risico op overlijden of de ontwikkeling van afstandsmetastasen van 34,1% (HR 0,659; 95% BI 0,567-0,767; nominale p<0,0001). “De OS-data zijn nog immatuur”, zei hij verder. “Maar we zien in deze analyse een groter aantal overlijdens in de ET-groep (173) ten opzichte van de abemaciclibgroep (157; HR 0,929; 95% BI 0,748-1,153; nominale p=0,5027).”
In cohort 1 is daarnaast gekeken naar de mogelijke prognostische waarde van Ki-67. Voor abemaciclib waren de HR’s voor IDFS en DRFS vergelijkbaar bij patiënten met een hoge en patiënten met een lage Ki-67. “Dit suggereert dat het behandeleffect van abemaciclib gezien wordt ongeacht de Ki-67-score.”
De resultaten met betrekking tot de veiligheid van abemaciclib kwamen overeen met eerdere analyses; er werden geen nieuwe bijwerkingen gerapporteerd. Johnston concludeerde dan ook dat met deze langere follow-up het voordeel van een adjuvante behandeling met abemaciclib verder toeneemt. “Deze resultaten ondersteunen het toevoegen van abemaciclib aan de adjuvante behandeling van patiënten met hoog-risico, lymfeklierpositieve, HR-positieve, HER2-negatieve borstkanker”, aldus Johnston.
De resultaten van deze interimanalyse van de monarchE zijn gelijktijdig met de presentatie tijdens het SABCS 2022 gepubliceerd in Lancet Oncology.3
Referenties
1. Johnston SR, et al. J Clin Oncol 2020;38:3987-98.
2. Johnston SR, et al. SABCS 2022: abstr GS1-09.
3. Johnston SR, et al. Lancet Oncol 2022: doi: 10.1016/S1470-2045(22)00694-5.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2023 vol 8 nummer 1
Commentaar prof. dr. Gabe Sonke, internist-oncoloog, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam
Tijdens het SABCS 2022 was er aandacht voor de monarchE-studie, waarin patiënten met hoog-risico, lymfeklierpositieve, HR+, HER2- borstkanker behandeld werden met abemaciclib plus endocriene therapie of alleen endocriene therapie.1 De resultaten wat betreft de eventvrije overleving (EFS) - met een langere follow-up dan eerder gepubliceerd - werden gepresenteerd, evenals een geplande analyse van de algehele overleving (OS). We zagen eerder dat de EFS-curves uit elkaar liepen en deze trend zette door met de hier gepresenteerde langere follow-up. Het verschil in EFS was na drie tot vier jaar ongeveer 6%. De OS-curves lopen wel volledig over elkaar heen. Dat kan twee dingen betekenen: 1) de behandeling stelt een recidief wel uit, maar niet af, of 2) patiënten overleven langdurig na het ontwikkelen van afstandsmetastasen, waardoor de follow-up nog te kort is om een eventueel OS-voordeel aan te tonen. Ik ben echter wel van mening dat een adjuvante behandeling recidieven dient af te stellen en niet slechts dient uit te stellen. Of dat in de monarchE het geval is, weten we dus nog niet. De resultaten lijken te voldoen aan de huidige PASKWIL-criteria. De adjuvante behandeling met abemaciclib plus endocriene therapie zou dan ook op basis van het EFS-voordeel een voorlopig positief advies kunnen krijgen, op voorwaarde dat er uiteindelijk ook een OS-voordeel ontstaat.
In de fase 2-RIGHT Choice-studie is onderzocht of bij patiënten met agressieve, gemetastaseerde borstkanker een combinatie van endocriene therapie met een CDK4/6-remmer, in dit geval ribociclib, mogelijk is.2 De resultaten lieten zien dat de combinatie met ribociclib niet slechter en misschien zelfs iets beter is dan chemotherapie. Maar het is belangrijk bij deze studie goed naar de inclusiecriteria te kijken. Het ging namelijk lang niet altijd om patiënten met een zogenoemde viscerale crisis, zoals een hoge bilirubinewaarde bij levermetastasen. Deze patiënten waren in deze studie uitgesloten van deelname. En als we goed kijken naar de subgroepanalyses, ligt het voordeel van de combinatie met ribociclib juist bij de groep patiënten zonder viscerale crisis. Bij patiënten met een viscerale crisis zou ik dus - ondanks deze studie - blijven kiezen voor chemotherapie. In mijn ogen verandert het beleid hierdoor niet. En zonder viscerale crisis is hormonale therapie zonder CDK4/6-remmer eveneens een prima keuze.
De resultaten van de EMERALD-studie, naar een behandeling met de selectieve oestrogeenreceptor-degrader (SERD) elacestrant na het falen van hormonale therapie, liet een iets betere progressievrije overleving zien ten opzichte van de standaardbehandeling met fulvestrant of een aromataseremmer.3 Het verschil was niet heel groot. Toch kan deze SERD een mooie aanvulling zijn op ons behandelarsenaal, vanwege de orale toediening en omdat elacestrant mogelijk een effectievere dosering geeft dan fulvestrant.
Referenties
1. Johnston SR, et al SABCS 2022: abstr GS1-09.
2. Lu YS, et al. SABCS 2022: abstr GS1-10.
3. Bardia A, et al. SABCS 2022: abstr GS3-01.
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven bespreekt prof. dr. Gabe Sonke naast bovenstaande studies ook de voortgang van de SONIA-studie en gaat hij kort in op markers voor resistentie tegen hormonale therapie, de VERITAC-studie en treatment beyond progression met CDK4/6-remmers. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts