Ribociclib plus endocriene therapie laat een betere progressievrije overleving zien dan chemotherapie bij patiënten met agressieve, gevorderde, HR-positieve, HER2-negatieve borstkanker. Dit blijkt uit de resultaten van de fase 2-RIGHT Choice-studie. Dr. Yen-Shen Lu (Taipei, Taiwan) liet in zijn presentatie tijdens het SABCS 2022 verder zien dat de tijd tot respons en het objectieve responspercentage vergelijkbaar waren tussen beide studiegroepen.
Op dit moment is een combinatieschema chemotherapie de behandeling van voorkeur bij patiënten met agressieve, gevorderde borstkanker, begon Yen-Shen Lu zijn presentatie. In de fase 2-RIGHT Choice-studie is onderzocht of ribociclib plus endocriene therapie (ET) ook een mogelijke eerstelijnsbehandeling kan zijn voor deze patiëntengroep. 1 In deze studie werden 222 pre- en perimenopauzale vrouwen met gevorderde, HR-positieve, HER2-negatieve borstkanker met agressieve ziektekenmerken gerandomiseerd naar een eerstelijnsbehandeling met ribociclib plus ET of een chemotherapieschema naar keuze van de onderzoeker. De mogelijke chemotherapiecombinaties waren: docetaxel/capecitabine, paclitaxel/gemcitabine en capecitabine/vinorelbine. De primaire uitkomstmaat van de RIGHT Choice-studie was de progressievrije overleving (PFS) en belangrijke secundaire uitkomstmaten waren tijd tot falen van de behandeling (TTF), het objectieve responspercentage (ORR), tijd tot respons (TTR), algehele overleving (OS) en veiligheid. “De resultaten voor de OS waren echter nog onvoldoende matuur en zijn in deze analyse niet meegenomen”, zei Lu.
Significant PFS-voordeel
Een groot deel van de geïncludeerde patiënten had viscerale metastasen in de lever of longen. In totaal had 68% symptomatische non-viscerale ziekte en had ongeveer 52% een viscerale crisis. Lu: “Wat betreft de mediane PFS liet een eerstelijnsbehandeling met ribociclib plus ET een significant voordeel zien ten opzichte van chemotherapie (respectievelijk 24,0 versus 12,3 maanden; HR 0,54; 95% BI 0,36-0,79; p=0,0007).” Ook de mediane TTF was langer met ribociclib: 18,6 maanden versus 8,5 maanden met chemotherapie (HR 0,45; 95% BI 0,32-0,63). Verder was de ORR vergelijkbaar tussen de ribociclib- en chemotherapiegroep (respectievelijk 65,2% en 60,0%). “Dit betekent dat ribociclib plus ET, net als chemotherapie, een hoge tumorrespons kan induceren”, aldus Lu. Daarnaast was de tijd van randomisatie tot de eerste gedocumenteerde complete of partiële respons vergelijkbaar tussen beide studiegroepen.
Meer symptomatische bijwerkingen
De veiligheidsanalyse liet zien dat chemotherapie geassocieerd was met hogere percentages ernstige behandelingsgerelateerde bijwerkingen. In de ribociclibgroep werden daarentegen vaker neutropenie van graad 3/4 (58,0% met ribociclib versus 35,0% met chemotherapie) en leukopenie van graad 3/4 (respectievelijk 23,2% versus 7,0%) gerapporteerd. Lu: “De incidentie van symptomatische bijwerkingen, zoals misselijkheid, braken en diarree, was hoger in de chemotherapiegroep.”
Lu concludeerde dat ribociclib plus ET een significant PFS-voordeel geeft ten opzichte van chemotherapie bij patiënten met agressieve, gevorderde, HR-positieve, HER2-negatieve borstkanker. “Belangrijk is dat daarbij de ORR en TTR vergelijkbaar waren tussen beide studiegroepen.” Deze resultaten laten volgens Lu zien dat een eerstelijnsbehandeling met ribociclib plus ET een werkzame en klinisch betekenisvolle optie is voor patiënten met agressieve, gevorderde, HR-positieve, HER2-negatieve borstkanker en bij hen als behandeling van voorkeur overwogen zou kunnen worden.
Referentie
1. Lu YS, et al. SABCS 2022: abstr GS1-10.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2023 vol 8 nummer 1
Commentaar prof. dr. Gabe Sonke, internist-oncoloog, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam
Tijdens het SABCS 2022 was er aandacht voor de monarchE-studie, waarin patiënten met hoog-risico, lymfeklierpositieve, HR+, HER2- borstkanker behandeld werden met abemaciclib plus endocriene therapie of alleen endocriene therapie.1 De resultaten wat betreft de eventvrije overleving (EFS) - met een langere follow-up dan eerder gepubliceerd - werden gepresenteerd, evenals een geplande analyse van de algehele overleving (OS). We zagen eerder dat de EFS-curves uit elkaar liepen en deze trend zette door met de hier gepresenteerde langere follow-up. Het verschil in EFS was na drie tot vier jaar ongeveer 6%. De OS-curves lopen wel volledig over elkaar heen. Dat kan twee dingen betekenen: 1) de behandeling stelt een recidief wel uit, maar niet af, of 2) patiënten overleven langdurig na het ontwikkelen van afstandsmetastasen, waardoor de follow-up nog te kort is om een eventueel OS-voordeel aan te tonen. Ik ben echter wel van mening dat een adjuvante behandeling recidieven dient af te stellen en niet slechts dient uit te stellen. Of dat in de monarchE het geval is, weten we dus nog niet. De resultaten lijken te voldoen aan de huidige PASKWIL-criteria. De adjuvante behandeling met abemaciclib plus endocriene therapie zou dan ook op basis van het EFS-voordeel een voorlopig positief advies kunnen krijgen, op voorwaarde dat er uiteindelijk ook een OS-voordeel ontstaat.
In de fase 2-RIGHT Choice-studie is onderzocht of bij patiënten met agressieve, gemetastaseerde borstkanker een combinatie van endocriene therapie met een CDK4/6-remmer, in dit geval ribociclib, mogelijk is.2 De resultaten lieten zien dat de combinatie met ribociclib niet slechter en misschien zelfs iets beter is dan chemotherapie. Maar het is belangrijk bij deze studie goed naar de inclusiecriteria te kijken. Het ging namelijk lang niet altijd om patiënten met een zogenoemde viscerale crisis, zoals een hoge bilirubinewaarde bij levermetastasen. Deze patiënten waren in deze studie uitgesloten van deelname. En als we goed kijken naar de subgroepanalyses, ligt het voordeel van de combinatie met ribociclib juist bij de groep patiënten zonder viscerale crisis. Bij patiënten met een viscerale crisis zou ik dus - ondanks deze studie - blijven kiezen voor chemotherapie. In mijn ogen verandert het beleid hierdoor niet. En zonder viscerale crisis is hormonale therapie zonder CDK4/6-remmer eveneens een prima keuze.
De resultaten van de EMERALD-studie, naar een behandeling met de selectieve oestrogeenreceptor-degrader (SERD) elacestrant na het falen van hormonale therapie, liet een iets betere progressievrije overleving zien ten opzichte van de standaardbehandeling met fulvestrant of een aromataseremmer.3 Het verschil was niet heel groot. Toch kan deze SERD een mooie aanvulling zijn op ons behandelarsenaal, vanwege de orale toediening en omdat elacestrant mogelijk een effectievere dosering geeft dan fulvestrant.
Referenties
1. Johnston SR, et al SABCS 2022: abstr GS1-09.
2. Lu YS, et al. SABCS 2022: abstr GS1-10.
3. Bardia A, et al. SABCS 2022: abstr GS3-01.
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven bespreekt prof. dr. Gabe Sonke naast bovenstaande studies ook de voortgang van de SONIA-studie en gaat hij kort in op markers voor resistentie tegen hormonale therapie, de VERITAC-studie en treatment beyond progression met CDK4/6-remmers. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts