Uit de fase 3-SWOG S1207-studie blijkt dat de toevoeging van everolimus aan endocriene therapie in de adjuvante setting niet geassocieerd is met een betere invasieve-ziektevrije overleving of algehele overleving bij patiënten met hoog-risico, hormoonreceptor-positief, HER2-negatief mammacarcinoom. Wel blijkt uit de presentatie van Mariana Chavez-MacGregor MSc. (Houston, Verenigde Staten) tijdens het SABCS 2022 dat premenopauzale vrouwen mogelijk voordeel hebben bij deze toevoeging.
Resistentie tegen endocriene therapie (ET) is geassocieerd met ontregeling van de PI3kinase/Akt/mTOR-pathway. Uit de resultaten van de BOLERO-02-studie bleek dat de toevoeging van de mTOR-remmer everolimus aan exemestaan geassocieerd was met een significant betere progressievrije overleving, maar niet algehele overleving (OS), bij postmenopauzale vrouwen met eerder behandelde, hormoonreceptor-positieve (HR+), HER2-negatieve (HER2-) borstkanker.1,2 Recentelijk lieten de resultaten van de UNIRAD-studie zien dat de twee jaar durende toevoeging van everolimus aan ET in de adjuvante setting geassocieerd was met aanzienlijke toxiciteit en werd er geen verbetering gezien in de ziektevrije overleving bij patiënten met hoog-risico, HR+, HER2- mammacarcinoom.3
In de gerandomiseerde fase 3-SWOG S1207-studie evalueert men de uitkomst van adjuvante behandeling met ET plus everolimus of placebo voor één jaar bij patiënten met hoog-risico, HR+, HER2- mammacarcinoom. De primaire uitkomstmaat is de invasieve-ziektevrije overleving (IDFS).
Geen voordeel
Uit de resultaten blijkt dat de primaire uitkomstmaat niet werd gehaald.4 “In de totale populatie (n=896 in beide armen) zagen we geen IDFS-voordeel van de toevoeging van everolimus aan adjuvante ET (HR 0,94; 95% BI 0,77-1,14; p=0,52). Ook in subgroepen op basis van risicogroep en type ET werd geen IDFS-voordeel van everolimus geconstateerd. Uitzondering was de groep premenopauzale vrouwen, waarin everolimus plus ET versus placebo plus ET geassocieerd was met een betere IDFS (HR 0,64). Verder was de toevoeging van everolimus aan adjuvante ET niet geassocieerd met een significante verbetering van de OS. Uit de subgroepanalyse bleek opnieuw dat deze toevoeging geassocieerd was met een betere OS bij premenopauzale vrouwen (HR 0,49), maar niet in subgroepen op grond van risicogroep en soort ET. Verkennende analyses bevestigden dat bij premenopauzale vrouwen, maar niet postmenopauzale vrouwen, everolimus plus ET (n=281) versus placebo plus ET (n=290) geassocieerd was met een betere IDFS (HR 0,64; p=0,02) en OS (HR 0,49; p=0,012)”, aldus Chavez-MacGregor.
Veiligheid
In het licht van de resultaten uit andere studies was de veiligheidsanalyse een belangrijk onderdeel van deze studie. Daaruit bleek dat adjuvante behandeling met everolimus en ET geassocieerd was met bijwerkingen van graad 3 of 4 bij 35% van de patiënten versus 7% van de patiënten behandeld met placebo plus ET. Chavez-MacGregor: “Er werden geen bijwerkingen van graad 5 gezien. De meest voorkomende bijwerkingen in de everolimusarm waren mucositis (7% versus 0% in de placeboarm), lymfopenie (4% versus 1%), hypertriglyceridemie en hyperglykemie (beide 4% versus 0%).”
Referenties
1. Yardley DA, et al. Adv Ther 2013;30:870-84.
2. Piccart M, et al. Ann Oncol 2014;25:2357-62.
3. Bachelot T, et al. J Clin Oncol 2022;40:3699-3708.
4. Chavez M, et al. SABCS 2022: abstr GS1-07.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer