Postmenopauzale patiënten met vroeg-stadium, HR-positieve borstkanker met een laag, maar niet ultralaag risico op een recidief volgens de MammaPrint hebben het meeste voordeel van een verlenging van endocriene therapie. Dit blijkt uit de resultaten van de IDEAL-studie (BOOG 2006-05; Eudra-CT 2006-003958-16), die dr. Laura van ’t Veer (San Francisco, Verenigde Staten) presenteerde tijdens het SABCS 2022.
De IDEAL-studie is een prospectieve, gerandomiseerde, open-label fase 3-studie onder postmenopauzale patiënten met vroeg-stadium, HR-positieve borstkanker. Patiënten die de initiële vijf jaar durende adjuvante behandeling met endocriene therapie voltooiden, werden in de IDEAL-studie gerandomiseerd naar een verlenging van de endocriene therapie (EET) met letrozol gedurende vijf of 2,5 jaar. De primaire resultaten zijn eerder gepubliceerd en lieten zien dat een verlenging van de endocriene therapie met vijf jaar in de totale studiepopulatie geen betere uitkomsten gaf dan verlenging met 2,5 jaar.1 Laura van ’t Veer presenteerde tijdens het SABCS een analyse waarin onderzocht is of de MammaPrint patiënten kan identificeren die baat hebben bij EET gedurende vijf jaar.2 Van de 1.824 patiënten in de IDEAL-studie werden er 515 geïncludeerd in dit translationele MammaPrint-cohort. De primaire uitkomstmaat was het percentage recidieven op afstand en een van de secundaire uitkomstmaten was het recidiefvrije interval (RFI).
Minder recidieven op afstand
De resultaten lieten zien dat er bij patiënten met een laag risico volgens de MammaPrint significant minder vaak recidieven op afstand optraden in de groep die vijf jaar EET ontving dan bij de groep die 2,5 jaar EET ontving (HR 0,42; 95% BI 0,17-0,99; p=0,049). Dit voordeel werd niet gezien in de groep patiënten met een hoog risico volgens de MammaPrint (HR 0,88; 95% BI 0,40-1,97; p=0,758). Vergelijkbare resultaten werden gezien voor RFI (HR 0,43; 95% BI 0,20-0,93; p=0,033 voor de patiënten met een laag risico en HR 1,28; 95% BI 0,62-2,67; p=0,505 voor patiënten met een hoog risico). “De groep patiënten met een risico op een laat recidief - dit zijn de patiënten met een laag risico volgens de MammaPrint, maar zonder de patiënten met een ultralaag risico - had het meeste voordeel van EET wat betreft RFI (HR 0,35; 95% BI 0,15-0,82; p=0,016)”, zei Van ’t Veer. Voor alle uitkomstmaten van de studie was er een absoluut voordeel van ongeveer 10% van EET gedurende vijf jaar versus 2,5 jaar voor de patiënten met een laag, maar niet ultralaag risico.
Logische bevinding
Van ’t Veer concludeerde dat patiënten met vroeg-stadium, HR-positieve borstkanker en een hoog risico volgens de MammaPrint geen voordeel hadden van EET gedurende vijf jaar. Dit is volgens haar een logische bevinding, aangezien deze patiënten een grote kans op een vroeg recidief hebben. “De groep patiënten met een laag, maar niet ultralaag risico heeft het hoogste risico op een laat recidief en is dan ook de groep die het meeste baat heeft bij EET”, aldus Van ’t Veer.
Vergoedingsstatus Nederland
De vergoedingsaanvraag voor de MammaPrint is in 2018 afgewezen door het Zorginstituut Nederland. Met de verlengde follow-up van de MINDACT-studie zijn inmiddels meer gegevens beschikbaar over het ziektebeloop van de patiënten in deze studie. Op grond daarvan is een nieuw dossier voor de MammaPrint samengesteld, dat nu bij het Zorginstituut Nederland ter beoordeling ligt. Van ‘t Veer hoopt dat hiermee de MammaPrint in 2023 in het basispakket van de zorgverzekeringen opgenomen kan worden, zodat de test breed beschikbaar komt voor borstkankerpatiënten in Nederland. Niet alleen om te beoordelen welke patiënten met een hoog klinisch risico wel of geen baat hebben bij chemotherapie, maar ook om na te gaan welke patiënten met een laag risico op een recidief baat hebben bij EET, aldus Van ’t Veer.
Referenties
1. Blok EJ, et al. J Natl Cancer Inst 2018;110. doi: 10.1093/jnci/djx134.
2. Liefers GJ, et al. SABCS 2022: abstr GS5-10.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2023 vol 8 nummer 1