De follow-upresultaten van de fase 3-STIC CTC-studie laten zien dat het aantal circulerende tumorcellen een betrouwbare biomarker is bij de keuze tussen eerstelijnsbehandeling met chemotherapie en endocriene therapie bij patiënten met HR-positief, HER2-negatief, gemetastaseerd mammacarcinoom. Deze geüpdatete resultaten werden tijdens het SABCS 2022 gepresenteerd door prof. dr. François-Clément Bidard (Parijs, Frankrijk).
Endocriene therapie (ET) is vanwege het relatief milde toxiciteitsprofiel de eerste keuze voor de eerstelijnsbehandeling bij patiënten met HR-positief, HER2-negatief, gemetastaseerd mammacarcinoom. Daarnaast is chemotherapie een optie voor patiënten met ongunstige prognostische factoren. Er is momenteel geen gevalideerde methode om een beslissing te nemen tussen ET en chemotherapie. Uit onderzoek blijkt dat het aantal circulerende tumorcellen (CTC’s) zowel de progressievrije overleving (PFS) als algehele overleving (OS) voorspelt bij gemetastaseerd mammacarcinoom.1,2
In de gerandomiseerde fase 3-STIC CTC-studie onderzocht men of het aantal CTC’s kan helpen bij het maken van een keuze tussen ET en chemotherapie bij patiënten met HR-positief, HER2-negatief, gemetastaseerd mammacarcinoom die niet eerder behandeld zijn met CDK4/6-remmers. Hiervoor werden 755 patiënten 1:1 gerandomiseerd naar de standaardarm waar de behandelaar op basis van klinisch-prognostische factoren kiest tussen ET en chemotherapie, dan wel de CTC-arm waar patiënten met een laag aantal CTC’s (<5 CTC/7,5 ml) ET kregen en patiënten met een hoog aantal CTC’s chemotherapie. Eerdere resultaten lieten zien dat de PFS niet significant verschillend was tussen patiënten in de standaardarm en de CTC-arm.3
Follow-up
Bij een mediane follow-up van 57 maanden was de mediane PFS 13,8 maanden in de standaardarm en 15,7 maanden in de CTC-arm (HR 0,94; 95% BI 0,81-1,09).4 De mediane OS was respectievelijk 45,5 maanden versus 51,3 maanden (HR 0,85; 95% BI 0,69-1,03; p=0,11).
François-Clément Bidard: “Opmerkelijk is dat er bij ongeveer 40% van de patiënten een andere behandeling zou worden gekozen op basis van klinisch-prognostische factoren dan op basis van aantal CTC’s. Vanwege deze reden hebben we de patiëntenpopulatie ingedeeld in vier subgroepen: gunstige klinische prognose en laag aantal CTC’s (Clinlow/CTClow), gunstige klinische prognose en hoog aantal CTC’s (Clinlow/CTChigh), ongunstige klinische prognose en laag aantal CTC’s (Clinhigh/CTClow) en ongunstige klinische prognose en hoog aantal CTC’s (Clinhigh/CTChigh).” Bij patiënten met Clinlow/CTClow was zowel de PFS als OS bij ET niet significant verschillend tussen de standaardarm en de CTC-arm. De PFS en OS waren ook niet significant verschillend bij patiënten met Clinhigh/CTChigh die waren behandeld met chemotherapie. Patiënten met Clinlow/CTChigh hadden een duidelijk PFS- en OS-voordeel bij behandeling met chemotherapie ten opzichte van ET. In deze subgroep was de mediane PFS met de standaardbehandeling met ET 10 maanden versus 15,7 maanden met chemotherapie (HR=0,65; 95% BI 0,48-0,87; p=0,005) en de mediane OS 35,4 maanden met ET versus 51,8 maanden met chemotherapie (HR=0,53; 95% BI 0,36-0,78; p=0,001). In de subgroep met Clinhigh/CTClow was er geen significant voordeel van chemotherapie versus ET.
Bidard: “Chemotherapie versus ET levert een OS-winst van 16 maanden op bij Clinlow/CTChigh HR-positief, HER2-negatief, gemetastaseerd mammacarcinoom. Bij de subgroep Clinhigh/CTClow blijft ET de aanbevolen behandeling. Uit deze resultaten is te concluderen dat het aantal CTC’s een waardevolle biomarker is voor de eerstelijnsbehandeling bij patiënten met HR-positief, HER2-negatief, gemetastaseerd mammacarcinoom die niet eerder behandeld zijn met CDK4/6-remmers.”
Referenties
1. Cristofanilli M, et al. N Engl J Med 2004;351:781-91.
2. Bidard FC, et al. Lancet Oncol 2014;15:406-14.
3. Bidard FC, et al. JAMA Oncol 2021;7:34-41.
4. Bidard FC, et al. SABCS 2022: abstr GS3-09.
Carmen Paus, MSc, medical writer