Een meta-analyse van 18.203 patiënten met vroeg-stadium borstkanker laat zien dat de toevoeging van antracyclines aan taxaanbevattende chemotherapie geassocieerd is met een 2,5% lager risico op een recidief na tien jaar. Dit voordeel was aanwezig als de chemotherapeutica gelijktijdig werden gegeven, maar niet als dit sequentieel gebeurde. Deze resultaten werden tijdens het SABCS 2021 gepresenteerd door dr. Jeremy Braybrooke (Oxford, Verenigd Koninkrijk).
Bij vroeg-stadium borstkanker vermindert adjuvante behandeling met antracycline- en taxaanbevattende chemotherapie versus geen chemotherapie het risico op borstkankergerelateerde sterfte met ongeveer één derde.1 Beide chemotherapeutica zijn echter geassocieerd met aanzienlijke toxiciteit. Bij antracyclines betreft dit voornamelijk cardiovasculaire bijwerkingen en leukemie, en bij taxanen met name neuropathie.
In de huidige meta-analyse werden de voor- en nadelen onderzocht van antracycline- en taxaanbevattende chemotherapie bij patiënten met vroeg-stadium mammacarcinoom. Hiervoor werden de resultaten geanalyseerd van in totaal zestien klinische studies met 18.203 patiënten.2 De studies werden opgedeeld in vier groepen waarin overeenkomstige behandelingen werden vergeleken: A) gelijktijdige behandeling met antracyclines, docetaxel en cyclofosfamide versus docetaxel (zelfde dosis) en cyclofosfamide (n=2.469), B) sequentiële behandeling met antracyclines en taxanen versus een hogere cumulatieve dosis docetaxel plus cyclofosfamide (n=11.386), C) antracyclines plus taxanen versus een hogere cumulatieve dosis taxanen met of zonder capecitabine (n=1.552), en D) antracyclines plus taxanen versus een hogere cumulatieve dosis taxanen plus carboplatine (n=2.796).
Minder recidieven
Een gecombineerde analyse van alle zestien studies liet zien dat de toevoeging van een antracycline aan taxaanbevattende chemotherapie geassocieerd was met significant minder recidieven.2 Na tien jaar was bij 19% van de patiënten die waren behandeld met een taxaan een recidief geconstateerd versus bij 16,4% van de patiënten die waren behandeld met antracyclines plus taxanen (RR 0,85; p=0,0003). Voor de borstkankergerelateerde mortaliteit was dit 12,0% versus 10,4% (RR 0,87; p=0,02).
Jeremy Braybrooke: “Een vergelijking van de vier studiegroepen liet zien dat hun uitkomst significant varieerde. De grootste vermindering in het risico op recidief werd gezien in groep A (RR 0,58), waarin de antracyclines en taxanen gelijktijdig werden gegeven.” In de groepen B, C en D was deze vermindering geringer of afwezig (RR respectievelijk 0,92, 0,77 en 1,00).
Verdere analyse van de groepen A (gelijktijdige behandeling) en B (sequentiële behandeling) liet zien dat deze voor respectievelijk 66% en 75% bestonden uit patiënten met oestrogeenreceptor (ER)-positieve tumoren, 61% en 46% patiënten met positieve lymfeklieren en 2% en 3% patiënten met HER2-positieve tumoren. “Daarnaast werden in groep A de meeste patiënten in de antracyclinearm behandeld met 300 mg/m2 doxorubicine en beide armen met 450 mg/m2 docetaxel. In de studies van groep B werden de meeste patiënten in de antracyclinearm behandeld met 300 mg/m2 epirubicine (ongeveer het equivalent van 200 mg/m2 doxorubicine) plus 300 mg/m2 docetaxel en met 450 mg/m2 docetaxel in de taxaanarm”, aldus Braybrooke.
Uit een vergelijking van het risico op recidieven in studiegroepen A en B bleek dat gelijktijdige behandeling (groep A) geassocieerd was met 8,7% minder recidieven (RR 0,58; p<0,00001) na tien jaar versus 0,6% (RR 0,92; p=0,21) bij sequentiële behandeling (groep B). Een vergelijkbare uitkomst werd geconstateerd voor de borstkankergerelateerde mortaliteit. Wel benadrukt Braybrooke dat groep A relatief weinig patiënten bevat en dat de resultaten daarom met voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. Verder bleken in de studies van groep A de patiënten met ER-negatieve tumoren een groter voordeel te hebben van de toevoeging van antracyclines aan taxanen (13,2% minder recidieven na tien jaar) dan patiënten met ER-positieve tumoren (6,3%). De nodale status bleek geen significante invloed te hebben.
In een toxiciteitsanalyse van alle patiënten werd tussen beide studiearmen geen significant verschil gevonden in recidiefonafhankelijke mortaliteit, of mortaliteit door cardiovasculaire aandoeningen of leukemie. Voor een gedegen analyse van de toxiciteit is echter een langere follow-up nodig.
Referenties
1. Early Breast Cancer Trialists' Collaborative Group, et al. Lancet 2012;379:432-44.
2. Braybrooke J, et al. SABCS 2021: abstr GS2-06.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer