In de CCTG MA.32-studie is onderzocht of het toevoegen van metformine aan de standaardbehandeling bij patiënten met vroeg-stadium borstkanker zinvol is. Dr. Pamela Goodwin (Toronto, Canada) liet tijdens het SABCS 2021 zien dat deze strategie niet leidt tot een betere invasieve-ziektevrije of algehele overleving bij HR-positieve of HR-negatieve patiënten. HER2-positieve patiënten met minimaal één C-allel van een met ATM geassocieerd single nucleotide polymorphism leken mogelijk wel baat te hebben van de toevoeging van metformine.
De rationale achter het inzetten van metformine bij vroeg-stadium borstkanker kwam onder andere voort uit observationele studies waaruit bleek dat een behandeling met metformine bij borstkankerpatiënten met diabetes mogelijk geassocieerd was met betere borstkankergerelateerde uitkomsten. Pamela Goodwin: “Het doel van de CCTGA MA.32-studie was dan ook om het effect van metformine versus placebo te bepalen op de invasieve-ziektevrije overleving (iDFS).”1
Drie analyses
In deze fase 3-studie werden 3.649 patiënten met T1-3/N0-3/M0-borstkanker geïncludeerd en gerandomiseerd naar metformine (850 mg tweemaal daags gedurende vijf jaar) of placebo toegevoegd aan de standaardbehandeling. De patiënten hadden geen diabetes. “Na een tweede interimanalyse in maart 2018 werd futiliteit van de studie verklaard bij de HR-negatieve patiënten”, zei Goodwin. De interventie werd bij deze groep gestaakt, maar de patiënten werden wel verder vervolgd. De studie werd voortgezet bij de HR-positieve patiënten.
Tijdens het SABCS presenteerde Goodwin dan ook drie verschillende analyses: de primaire analyse van de HR-positieve patiënten (ongeacht HER2-status), een analyse van de follow-up van de HR-negatieve patiënten (ongeacht HER2-status) en een verkennende analyse bij HER2-positieve patiënten.
De HR-positieve studiepopulatie bestond uit 2.553 patiënten. Er was geen verschil in iDFS tussen beide studiearmen (18,5 versus 18,3% voor metformine versus placebo; HR 1,01; p=0,93). Daarnaast werd er in deze primaire analyse geen verschil gezien in het aantal overlijdens tussen beide studiearmen (HR 1,10; p=0,47) of andere borstkankergerelateerde events. Ook de follow-up van de futiliteitsresultaten (n=1.116) bleef negatief: er werd, na een follow-up van 96 maanden, nog steeds geen voordeel gezien van metformine bij de groep patiënten met HR-negatieve borstkanker.
Metformine moet dan ook niet gebruikt worden bij de behandeling van HR-positieve of HR-negatieve borstkanker, concludeerde Goodwin. “Deze bevinding moet overigens niet geëxtrapoleerd worden naar borstkankerpatiënten met diabetes”, vulde zij aan, “omdat er geen patiënten met diabetes in de studie geïncludeerd waren.”
C-allel
In een verkennende analyse is vervolgens onderzocht of patiënten met HER2-positieve borstkanker met minimaal één C-allel van een met het ATM-gen geassocieerd single nucleotide polymorphism, mogelijk wel voordeel hadden van de toevoeging van metformine. De aanleiding voor deze analyse was een eerdere neoadjuvante studie waaruit bleek dat HER2-positieve patiënten met minimaal één C-allel een significant hogere pathologisch complete respons behaalden na een behandeling met metformine dan de patiënten zonder C-allel.2 Ook in de MA.32-studie werd een voordeel gevonden voor metformine bij de HER2-positieve patiënten, liet Goodwin zien.
“In de totale groep HER2-positieve patiënten waren minder iDFS-events in de metforminegroep ten opzichte van de placebogroep (HR 0,64; p=0,03) en minder overlijdens (HR 0,53; p=0,04).” Dit voordeel werd alleen gezien bij de patiënten met minimaal één C-allel. Goodwin concludeerde dan ook dat HER2-positieve patiënten met minimaal één C-allel mogelijk voordeel hebben van het toevoegen van metformine aan de standaardbehandeling voor borstkanker. “Maar deze resultaten dienen nog wel gerepliceerd te worden in een prospectieve studie.”
Referenties
1. Goodwin P, et al. SABCS 2021; abstr GS1-08.
2. Cuyàs E, et al. Front Oncol 2019;9:193.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist