Sacituzumab govitecan heeft klinische voordelen boven standaardzorg bij triple-negatieve borstkanker, ongeacht de Trop-2-expressie en BRCA1/2-status. Wel lijken Trop-2- en BRCA1/2-status als biomarkers van prognostische waarde, vertelde dr. Sara Hurvitz (Los Angeles, Verenigde Staten) tijdens haar presentatie van de resultaten van de ASCENT-studie op het San Antonio Breast Cancer Symposium 2020.1
Sacituzumab govitecan (SG) is een antilichaam-geneesmiddelconjugaat dat opgebouwd is uit een anti-Trop-2-antilichaam met SN-38, de actieve metaboliet van irinotecan. In preklinische muismodelstudies heeft SG veelbelovende effectiviteit laten zien bij tumoren met zowel lage als hoge Trop-2-expressie.
ASCENT is een gerandomiseerde fase 3-studie bij 529 patiënten met gemetastaseerde, triple-negatieve borstkanker (TNBC) die refractair zijn of progressie vertoonden na minstens twee eerdere chemotherapielijnen. De studie is opgezet om eerdere resultaten met betrekking tot effectiviteit en veiligheid van SG te bevestigen. Patiënten werden gerandomiseerd naar behandeling met SG of standaardzorg (monotherapie met capecitabine, eribuline, vinorelbine of gemcitabine naar keuze van de behandelaar).
Biomarkeranalyse
“Naast het bevestigen van de effectiviteit van SG op de progressievrije overleving (PFS), het objectieve responspercentage (ORR), de duur van de respons en de algehele overleving (OS), waren we nieuwsgierig naar welke biomarkers deze effectiviteit kunnen voorspellen. Hierbij verwachtten we veel van Trop-2 en BRCA1/2, omdat SG bij beide subtypen al duidelijk voordelen heeft laten zien in eerdere studies”, vertelde Sarah Hurvitz.
De expressie van Trop-2 en kiembaan-BRCA-mutatiestatus werden bepaald in een biopt. De Trop-2-expressie werd geclassificeerd als laag (H-score <100), medium (H-score 100-200) of hoog (H-score 200-300). BRCA1/2 was positief of negatief.
Van de 468 evalueerbare patiënten was bij meer dan 60% de BRCA- en Trop-2-status bepaald. Ongeveer 7-8% had een positieve BRCA1/2-status en meer dan de helft had een hoge Trop-2-expressie, circa 25% een medium Trop-2-expressie en circa 18% een lage expressie. Alle subgroepen met Trop-2-expressie hadden met SG een betere PFS dan met standaardzorg, met de langste PFS in de subgroep met een hoge Trop-2-expressie (6,9 maanden; 95% BI 5,8-7,4; versus 2,5 maanden; 95% BI 1,5-2,9 met standaardzorg). Vergelijkbare resultaten werden waargenomen voor de ORR en OS; SG leidde tot verbeteringen in vergelijking met standaardzorg, met de grootste veranderingen in de groep met hoge Trop-2-expressie.
Ook als de onderzoekers keken naar de BRCA1/2-status, gaf SG klinische voordelen boven standaardzorg. Daarbij was de effectiviteit groter in de groep die positief was voor BRCA1/2 dan in de groep die negatief was voor BRCA1/2 (niet significant).
De toxiciteit was zoals verwacht met SG en was controleerbaar. De mate van biomarkerexpressie had geen effect op het bijwerkingenprofiel.
Of Trop-2 en BRCA1/2 een rol moeten spelen als biomarker bij de behandeling met SG in de toekomst kan Hurvitz nog niet aangeven. “Onze patiëntengroepen waren te klein om dit met zekerheid te zeggen. Trop-2-expressie heeft mijns inziens wel een prognostische waarde”, besloot zij.
Referentie
1. Hurvitz SA, et al. SABCS 2020; abstr GS3-06.
Dr. Judith Cohen, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2021 vol 6 nummer 1