Dr. Elizabeth Mittendorf (Boston, Verenigde Staten) presenteerde tijdens het San Antonio Breast Cancer Symposium 2020 een eerste analyse naar patiëntgerapporteerde uitkomsten bij een behandeling met een checkpointremmer voor de behandeling van vroeg-stadium, triple-negatieve borstkanker.1 Patiënten die in de IMpassion031 behandeld werden met atezolizumab, rapporteerden geen additionele negatieve effecten op hun dagelijks functioneren of hun kwaliteit van leven.
De resultaten van de fase 3-IMpassion031-studie lieten zien dat het toevoegen van atezolizumab aan chemotherapie in de neoadjuvante setting bij patiënten met vroeg-stadium, triple-negatieve borstkanker (TNBC) een significant betere pathologisch complete respons (pCR) gaf dan placebo plus chemotherapie.2 Tijdens het San Antonio Breast Cancer Symposium 2020 presenteerde Elizabeth Mittendorf de resultaten wat betreft de patiëntgerapporteerde uitkomstmaten (PRO’s) van deze studie. De onderzoeker plaatste wel een kanttekening bij haar presentatie. “Het is goed te weten dat de resultaten wat betreft de PRO’s puur beschrijvend zijn”, zei ze.
Vergelijkbare verslechtering
PRO’s werden gemeten met de EORTC Quality of Life Questionnaire Core 30 (QLQ-30), waarin rolfunctioneren, fysiek functioneren, emotioneel en sociaal functioneren, en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (HRQoL) bepaald werden, evenals de behandelingsgerelateerde bijwerkingen. Tevens is met behulp van de Functional Assessment of Cancer Therapy – General (FACT-G) gekeken naar de mate waarin patiënten hinder ondervonden van de bijwerkingen (een verkennende uitkomstmaat).
Mittendorf: “We zagen dat het niveau van fysiek functioneren hoog was op baseline en, als verwacht, een verslechtering liet zien bij de start van de neoadjuvante therapie. Deze verandering was vergelijkbaar tussen beide studiearmen. Na voltooiing van de neoadjuvante periode nam het niveau van fysiek functioneren weer toe en stabiliseerde zich.” Ditzelfde beeld werd gezien bij rolfunctioneren. Bij patiënten in de atezolizumabgroep leek het er echter op dat het rolfunctioneren zich niet geheel tot het oude niveau herstelde. De onderzoekers weten dit aan het feit dat patiënten in deze groep doorbehandeld werden met atezolizumab. “Patiënten moesten hiervoor naar de kliniek blijven komen, wat een impact zou kunnen hebben gehad op het rolfunctioneren”, aldus Mittendorf.
HRQoL
Ook voor de HRQoL waren de baselinewaarden hoog, werd er een dip gezien bij de start van de neoadjuvante therapie, en herstelden en stabiliseerden de waarden zich daarna. Dit patroon was vergelijkbaar in beide studiearmen. Ook de behandelingsgerelateerde bijwerkingen (vermoeidheid, misselijkheid, braken en diarree) verslechterden in zowel de atezolizumab- als de placeboarm tijdens de neoadjuvante studieperiode, en stabiliseerden zich weer in de adjuvante setting. Daarnaast ondervond in beide studiearmen een vergelijkbaar deel van de patiënten hinder van de bijwerkingen in de neoadjuvante setting. In de adjuvante periode werd er geen extra hinder gerapporteerd. Mittendorf concludeerde dan ook dat het toevoegen van atezolizumab aan neoadjuvante chemotherapie bij patiënten met vroeg-stadium TNBC, de pCR verbeterde zonder patiënten extra last van de behandeling op te leggen.
Referenties
1. Mittendorf EA, et al. SABCS 2020; abstr GS3-02.
2. Mittendorf EA, et al. Lancet 2020;396:1090-100.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2021 vol 6 nummer 1