De strenge selectie voor deelname aan klinische studies lijkt er niet toe geleid te hebben dat de resultaten van rituximab bij chronische lymfatische leukemie in de medische literatuur beter zijn dan in de praktijk. Dat suggereert een retrospectieve cohortstudie waarin Lina van der Straten (student-onderzoeker) en collega’s in het Albert Schweitzer ziekenhuis te Dordrecht de waarde van rituximab bij patiënten in de dagelijkse praktijk evalueerden. Zij presenteerde de resultaten tijdens het Dutch Hematology Congress.
Aanleiding voor de studie met patiënten die behandeld werden in het Albert Schweitzer ziekenhuis was dat er nog steeds relatief weinig gegevens zijn over de precieze effecten van behandeling met rituximab bij patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) in de dagelijkse praktijk. In totaal werden gegevens van 124 CLL-patiënten met een mediane leeftijd van 67 geanalyseerd. Er werden 221 behandelingslijnen bestudeerd, die ingedeeld werden in de groep ‘chemotherapie’ of de groep ‘chemotherapie plus rituximab’.
Langere tijd zonder behandeling
45% van de patiënten werd in eerste lijn behandeld met chemotherapie plus rituximab en 47% van de patiënten in de tweede of latere lijn, toonde Lina van der Straten. Zij liet verder zien dat het treatment-free interval (TFI), ofwel de tijd waarin een patiënt geen nieuwe behandeling kreeg, langer was als patiënten in de eerste lijn waren behandeld met chemotherapie plus rituximab. “De mediane TFI was 31,1 maanden in de chemotherapiegroep en was nog niet bereikt in de groep die behandeld was met rituximab plus chemotherapie (HR 0,40; p=0,003)”, aldus Van der Straten. Als werd gekeken naar de behandeling in de tweede lijn, was de TFI respectievelijk 27 maanden bij chemotherapie en 55,1 maanden bij rituximab plus chemotherapie (HR 0,36; p=0,03).
Als daarnaast naar de TFI in alle behandellijnen werd gekeken, was er een duidelijk voordeel van het toevoegen van rituximab, met respectievelijk 31 en 59 maanden (HR 0,43; p <0,001). Tevens werd een voordeel gezien wat betreft de algemene overleving van patiënten. Deze was mediaan 52 maanden bij patiënten die enkel met chemotherapie waren behandeld en 83 maanden bij patiënten die ooit rituximab plus chemotherapie kregen (HR 0,54; p=0,012).
Van der Straten concludeerde dat de gunstige effecten van behandeling met rituximab zoals gerapporteerd in klinische studies, even sterk zijn in de dagelijkse praktijk. “De TFI was significant beter na rituximab plus chemotherapie in zowel de eerste als de tweede lijn. Ook de totale overleving was beter als patiënten op enig moment waren behandeld met rituximab.”
Drs. Twan van Venrooij, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 2