Nederlandse onderzoekers onderzochten de relatie tussen radiotherapie en het optreden van cardiovasculaire ziekten bij overlevenden van hodgkinlymfoom. Inderdaad bleek de bestraling positief gecorreleerd te zijn met het risico op coronaire hartziekten. Zo was een gemiddelde hartdosis van 20 Gy geassocieerd met een 2,5 keer verhoogd risico. Deze resultaten werden onlangs gepresenteerd door radiotherapeut dr. Berthe Aleman (Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam) op de 13e International Conference on Malignant Lymphoma in Lugano, Zwitserland.
Dat de behandeling van hodgkinlymfoompatiënten met anthracyclines en/of mediastinale radiotherapie is geassocieerd met een verhoogd sterfterisico ten gevolge van hart- en vaatziekten werd eerder beschreven. Aangezien de overleving van deze patiënten de laatste decennia aanzienlijk is verbeterd, worden deze late bijwerkingen echter steeds relevanter. Daarom evalueerden Aleman en collegae het risico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit bij langetermijnoverlevenden van hodgkinlymfoom (HL).1 Doel van de (patiënt-controle)studie was om de vorm van de dosisresponscurve voor cardiale stralingsdosis en het risico van coronaire hartziekte (CHD) te bepalen. Daarnaast werd de rol van bestraling, chemotherapie en levensstijl, zoals roken en andere bekende risicofactoren, onderzocht.
Gemiddelde hartdosis
Binnen een cohort van 2.617 vijfjaarsoverlevenden van hodgkinlymfoom, die behandeld werden tussen 1965 en 1995 en ten tijde van de behandeling jonger waren dan 51 jaar, werden 325 patiënten geïdentificeerd met een coronaire hartziekte als eerste teken van een significante hartziekte. Op basis van geslacht, leeftijd en jaar van diagnose werden deze 325 patiënten gematcht met 1.204 controles. Drie-en-zeventig procent van de patiënten waren mannen en ze hadden een gemiddelde leeftijd van 33 jaar ten tijde van de diagnose.
Voor het vaststellen van de mate waarin het hart aan straling werd blootgesteld, gebruikten de onderzoekers een nieuwe methode om de gemiddelde hartdosis (MHD) te berekenen.2 Deze methode is gebaseerd op het percentage van de contour van het hart dat zich in het bestralingsveld bevindt en een volumecorrectiefactor.
Verhoogd risico
De analyses van Aleman en collegae resulteerden in een lineaire dosisresponscurve met een toename in het relatieve risico (RR) van 7,4% per Gy gemiddelde hartdosis. Bovendien toonden subgroepanalyses aan dat het risico op CHD per leeftijdscategorie verschilde. Zo hadden jonge patiënten (<27,5 jaar) een verhoogde RR van 20%, terwijl het risico voor oudere patiënten (36,5-50,9 jaar) 4,2% per Gy gemiddelde hartdosis was. Met negentien jaar was de gemiddelde periode tussen HL en CHD vrij lang. Daarnaast bleek uit de grafiek van de dosisgeassocieerde cumulatieve incidentie dat na 25 jaar een MHD van meer dan 25 Gy leidde tot een cumulatieve incidentie van ongeveer 13% vergeleken met minder dan 5% bij de controles.
Bekende risicofactoren
Verder onderzoek liet zien dat bekende risicofactoren, zoals diabetes mellitus of hypercholesterolemie, geassocieerd waren met een verhoogd relatief risico van ongeveer 2. Patiënten met meer dan één risicofactor hadden een verhoogd risico van ongeveer 2,5. Roken was geassocieerd met een RR van 1,6. Patiënten die fysiek zeer actief waren hadden juist een lagere RR, namelijk 0,5. “Natuurlijk kan dit ook een geval van omgekeerde causaliteit zijn”, merkte Aleman op.
“Deze resultaten zullen het in toekomst mogelijk maken om het risico op CHD na radiotherapie te voorspellen. Wegens verbeteringen in de radiotherapie moet hierbij uiteraard rekening worden gehouden met de verminderde blootstelling van het hart aan straling”, concludeerde Aleman.
Referenties
1. Aleman B, et al. 13-ICML 2015; abstract 44.
2. Van Nimwegen FA, et al. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2015;92:153-60.
Dr. R. van der Voort, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2015 vol 6 nummer 5