Met de komst van het Prinses Máxima Centrum is alle kennis en expertise op het gebied van kinderoncologie in één centrum bij elkaar gebracht. De innovatiemogelijkheden zijn hierdoor exponentieel gegroeid, stelt bestuurder en kinderoncoloog prof. dr. Rob Pieters. Farmaceutische bedrijven en internationale expertcentra zien hierdoor veel meer mogelijkheden tot samenwerking, voegt chief scientific officer prof. dr. Lex Eggermont toe.
Het Prinses Máxima Centrum heeft in zijn strategiedocument voor 2020-2024, Doelgericht en kansrijk, voor zichzelf een stevige ambitie neergelegd: ieder kind met kanker genezen met optimale kwaliteit van leven. Wie kijkt naar de stand van zaken nu, begrijpt hoe groot precies die ambitie is. “Nu geneest 75 tot 80% van de kinderen met kanker”, zegt Rob Pieters. “We realiseren die 100% op dit moment dus nog niet en het hangt ook erg van het tumortype af hoe ver we daar nog vanaf zijn. Bij hodgkinlymfoom bijvoorbeeld zitten we er al heel dichtbij, maar bij de zeldzame hersenstamtumor het ponsglioom is het op dit moment nog 0%. Maar zelfs per tumortype is geen eenduidig antwoord mogelijk. Neem acute lymfatische leukemie. In totaal geneest 90% van de kinderen daarvan, maar per moleculair genetisch subtype varieert dit van 20% tot bijna 100%.”
En de kwaliteit van leven? “Ook daar is geen eenduidig antwoord mogelijk”, zegt Pieters. “Het is afhankelijk van waar de tumor zit, en van de zwaarte van de behandeling en hoe die wordt verdragen. Soms is die kwaliteit van leven erg goed, soms is die slecht. We hebben nog veel werk te verzetten.”
Juiste voorwaarden
Wat heeft het Prinses Máxima Centrum, met deze kennis in het achterhoofd, tot nu toe bereikt om zich een dergelijk hoog ambitieniveau te kunnen veroorloven? “Als je bijna drie jaar bestaat, kun je nog niets zeggen over de vijf- of tienjaarsoverleving van de kinderen”, zegt Pieters. “Wat we wel kunnen zeggen, is dat we met de concentratie van kennis en expertise in ons centrum de juiste voorwaarden hebben gecreëerd. Het feit dat we naast het Wilhelmina Kinder Ziekenhuis en het UMC Utrecht zitten en het Hubrecht Instituut om de hoek hebben, helpt natuurlijk ook. En voor protonentherapie hebben we goede samenwerking met het protonencentrum in Groningen.”
Een praktisch voorbeeld van wat sinds de start al is bereikt, is dat het aantal complicaties van de operaties voor neuroblastoom en niertumoren fors is gedaald. Pieters: “Bij onze tumorboards zijn standaard niet alleen de behandelaars betrokken, maar ook de onderzoekers en de mensen van het datacentrum, om een optimale afstemming tussen kliniek en wetenschappelijk onderzoek mogelijk te maken. De inzichten van de researchers leiden regelmatig tot aanpassingen in therapie, juist bij patiënten bij wie het echt moeilijk is. Door alle kennis en expertise op één plaats bij elkaar te brengen is bovendien onze positie op het gebied van kinderoncologie in Europees perspectief enorm versterkt. We zijn het grootste centrum in Europa op dit gebied, wat ons interessant maakt voor internationale samenwerking en voor de farmaceutische industrie. Dit komt onze patiënten ten goede en ook de ontwikkeling van betere behandelingen voor kinderen met kanker wereldwijd.”
Van zeven naar één
Lex Eggermont, hoogleraar Immunotherapie aan het UMC Utrecht en sinds 2019 aan het Prinses Máxima Centrum verbonden, noemt kritische massa en een goede researchinfrastructuur als belangrijkste voorwaarden om de beschreven ambitie te kunnen realiseren. “Je creëert de juiste voorwaarden voor vooruitgang door de kennis en expertise die voorheen over zeven ziekenhuizen verdeeld was in één centrum bij elkaar te brengen”, zegt hij, “en door in dat centrum zoals Rob stelt te zorgen voor een sterke wisselwerking tussen wetenschappelijk onderzoek en klinische praktijk. Neem bijvoorbeeld het feit dat we nu CAR-T-celtherapie beschikbaar hebben voor kinderen met B-cel acute lymfatische leukemie. Dit is bij 40% van deze kinderen een levensreddende therapie en we hebben al dertig kinderen hiermee kunnen behandelen. Als je de eerste twee jaar overleeft met CAR-T-cellen, overleef je, weten we. De winst is dus enorm. Dat was met zeven afzonderlijke centra nooit gelukt. Kanker bij kinderen is - gelukkig - zeldzaam, dus concentratie is een voorwaarde om tot voldoende patiëntaantallen te komen voor onderzoek en voor kwaliteitsverbetering in de behandeling. Ik heb het dus niet alleen over innovatie, maar ook over access to innovation, de voorwaarden creëren om innovatie mogelijk te maken en de behandelingen van morgen te ontwikkelen en nu al aan te bieden.”
De concentratie binnen één centrum creëert zo zijn eigen opwaartse spiraal, stelt Eggermont. Pieters vult aan: “Het biedt behandelaars ook de gelegenheid om behandelingen vaker uit te voeren. Je wordt niet ergens beter in als je iets maar een paar keer per jaar doet.” Sterker nog, valt Eggermont hem bij, “voor sommige behandelingen ontwikkel je niet eens de kennis als je voor een bepaald kankertype maar een paar patiënten per jaar hebt.”
Organoïden
Door de concentratie van de kinderkankerzorg in één centrum zijn nu alle kinderen beschikbaar voor onderzoek. “De databank aan biopten die we nu opbouwen, stelt ons in staat veel gerichter dan voorheen te bepalen of een behandeling effect zal hebben of dat resistentie zal optreden”, zegt Eggermont. “Wat je daar uit haalt aan kennis, kun je toepassen op ieder kind dat recht heeft op behandeling.”
Een andere recente stap is de ontwikkeling van organoïden. Eggermont: “Van nagenoeg elke tumor wordt een cellijn en een organoïd gekweekt. We verrichten verder bij iedere patiënt sequencing van de tumor, wat tot andere diagnoses en behandeling leidt dan zonder sequencing mogelijk is. We kunnen de heterogeniteit van cellen aantonen en weten precies waar welke cellen zitten en hoe ze met elkaar communiceren. Op termijn gaan we hiermee ook meer vormen van immunotherapie beschikbaar maken voor meer kinderen met kanker. Die vooruitgang boeken was eerder niet mogelijk.”
Meer geneesmiddelenonderzoek
Eggermont zegde in 2020 toe het aantal geneesmiddelenonderzoeken te willen vertwee- of verdrievoudigen, met als speerpunten de behandeling van hersentumoren en leukemie, en immunotherapie. “We hebben op het gebied van fase 1- en 2-trials het grootste onderzoeksprogramma van Europa”, zegt hij. “In het verleden was de farmaceutische industrie nooit geïnteresseerd in onderzoek bij kinderen. Maar dat is veranderd doordat de FDA en de EMA aan deze bedrijven de verplichting hebben gesteld om bij toelating van een middel op de markt het ook beschikbaar te stellen voor onderzoek bij kinderen. Daarvan genieten wij het voordeel, want wij zijn nu een interessante partij voor die bedrijven. Wij kunnen het initiatief nemen om hier stappen in te zetten en in internationale consortia samen te werken. Die internationalisering is nodig vanwege de zeldzaamheid van kanker bij kinderen. We kunnen samenwerken met de beste centra. Het KiTZ Hopp-Kindertumorzentrum in Heidelberg, Duitsland, is een mooi voorbeeld, want dat is op het gebied van basaal onderzoek naar hersentumoren het beste centrum in de wereld. Maar zo zijn er meer, we zijn nu in staat een netwerk op te bouwen, ook voor andere tumorsoorten.”
Pieters stelt dat elk farmaceutisch bedrijf dat onderzoek bij kinderen wil naar geneesmiddelen in zijn portfolio, nu hij het Prinses Máxima Centrum uitkomt. “Voor de al genoemde CAR-T-celtherapie”, zegt hij, “maar ook voor bijvoorbeeld B-celspecifieke antilichaamtherapie. We krijgen steeds vaker de vraag: ‘We hebben iets in de pijplijn, hebben jullie interesse?’ En dan krijgen we volop de ruimte om een trial inhoudelijk mee vorm te geven. Dat geldt ook voor doelgerichte therapieën. We zijn onze apotheek nu aan het uitbreiden om veel meer geneesmiddelonderzoek mogelijk te maken. Ook dat maakt ons weer interessanter voor de farmaceutische industrie. En dus beter voor onze patiënten” Eggermont vult aan: “Veel geneesmiddelen die we hier verstrekken, moeten individueel worden geprepareerd. Dat levert weer interessante nieuwe kennis op per leeftijdsgroep. Zeker omdat we natuurlijk kinderen in alle leeftijden tussen nul en achttien hebben. We komen heel veel te weten over dosering en toxiciteit bij al die leeftijdsgroepen.”
Een concreet voorbeeld van wat geneesmiddelonderzoek kan opleveren, betreft asparaginase. Pieters vertelt: “Dat middel is al vijftig jaar op de markt en heeft als doel leukemiecellen te doden. Pas recent hebben we via therapeutic drug monitoring ontdekt dat het bij sommige kinderen geïnactiveerd wordt door antistoffen die een patiënt tegen dit middel kan maken. Nu vervangen we als dit optreedt dit middel door een nog wel werkzaam middel, met als gevolg een bewezen hogere genezingskans. Slechts één voorbeeld. Maar elk detail is een kind.”
Volop in ontwikkeling
Zoals Pieters eerder in het gesprek al aangaf, is het Prinses Máxima Centrum pas een kleine drie jaar actief. Heel veel kennis is dus nog in ontwikkeling, benadrukt hij. Onderzoek naar reductie van de intensiteit van de behandeling bijvoorbeeld, om het aantal bijwerkingen te beperken en dus de kwaliteit van leven van het kind verder te verbeteren, zonder de effectiviteit van de behandeling te verlagen. Of onderzoek naar de late effecten van kanker en behandeling. “De late-effectenpoli waarover we beschikken is in de eerste plaats van belang voor de patiënt zelf”, vertelt hij, “om late effecten als hartklachten of onvruchtbaarheid tijdig op te sporen en te kunnen behandelen. Maar de kennis die we hiermee opbouwen is ook in wetenschappelijk perspectief belangrijk, want de behandelingen van vandaag en morgen worden met deze kennis bijgesteld. Research en klinische zorg lopen hier dwars door elkaar, zoals op alle niveaus in dit centrum.”
In antwoord op de vraag hoe het Prinses Máxima Centrum erin slaagt topexperts te vinden en binden zegt Eggermont heel eerlijk: “Je moet er zelf één zijn. Daarnaast moet je vasthouden aan het principe te willen samenwerken met de besten. En je moet aardig zijn, elkaar de successen gunnen.” Pieters vult aan: “Mensen komen niet voor het geld, maar voor de kansen die ze hier hebben en de infrastructuur die vernieuwing mogelijk maakt. Onze missie spreekt tot de verbeelding van zowel zorgprofessionals als onderzoekers.”
Drs. Frank van Wijck, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2021 vol 12 nummer 3