Op het 5e Voorjaarssymposium Verpleegkundig Specialisten Oncologie gaven drs. Gita Gallé, voorzitter van het College Specialismen Verpleegkunde, dr. Ada ter Maten-Speksnijder, docent en onderzoeker aan het Instituut voor Gezondheidszorg Hogeschool Rotterdam en prof. dr. Hester Vermeulen, hoogleraar Verplegingswetenschap aan het Radboudumc te Nijmegen, hun visie op de positie, de verantwoordelijkheid en de rol van de verpleegkundig specialist.
Gita Gallé, tevens voorzitter van de Raad van Bestuur in het Deventer Ziekenhuis, legt eerst uit wat het College van Specialismen Verpleegkunde zoal doet. “Het college stelt bijvoorbeeld deelgebieden vast van de verpleegkunde die als specialisme worden aangewezen, maar stelt ook bijbehorende eisen aan registratie, herregistratie en aan de opleiding voor het betreffende register.” Naast het college bestaan er ook een registratiecommissie, die meer een uitvoerend orgaan is, en een adviescommissie. De adviescommissie opereert als onafhankelijk orgaan wanneer er onenigheid is ontstaan, bijvoorbeeld over besluiten bij herregistratie van een verpleegkundig specialist (VS). V&VN VS fungeert daarnaast als beroepsvereniging en richt zich op de inhoud van het beroep; denk hierbij aan het beroepsprofiel.
Deelgebied en positie
Momenteel zijn er vijf deelgebieden waarin iemand verpleegkundig specialist kan zijn: preventieve zorg bij somatische aandoeningen, acute zorg bij somatische aandoeningen, intensieve zorg bij somatische aandoeningen, chronische zorg bij somatische aandoeningen en geestelijke gezondheidszorg. Gallé vraagt de zaal: “Wie gebruikt wel eens zijn officiële specialisme?” Niemand, zo blijkt, waarop Gallé vervolgt: “Ooit waren er steekhoudende argumenten om de indeling volgens die vijf specialismen te doen. Maar de titels worden in de praktijk niet gebruikt. VS’en associëren zich veel meer met de afdeling of de patiëntengroep waar ze voor werken. De titels hebben wat dat betreft geen toegevoegde waarde. Daarnaast is er veel overlap tussen de deelgebieden en zijn de titels niet helder in de communicatie.” Dat alles draagt niet bij aan een duidelijke positie van de VS. Momenteel loopt er dan ook een project waarin naar een nieuwe indeling wordt gezocht die de positie van de verpleegkundig specialist moet verduidelijken en verstevigen.
Wettelijke positie en meerwaarde
Over de wettelijke positie van de VS zegt Gallé: “Deze is geregeld in het experimenteerartikel 36a, waarvan de werking afgelopen 1 januari ten einde liep. Het is geëvalueerd en ligt op dit moment voor bij de Raad van State. Er is nog wel wat discussie over hoe ruim of krap de bevoegdheden van een VS moeten zijn. De minister heeft namelijk voorgesteld de beperkingen in het voorschrijven van medicatie wat meer algemeen te maken. De minister van VWS, hoewel demissionair, is in ieder geval genegen om het experimenteerartikel om te zetten in wetgeving.” Een teken dat de minister de meerwaarde van de VS erkent. Niet iedereen ziet echter die waarde. “Jullie zijn ongelooflijk van belang”, zegt Gallé. “Maar jullie moeten je wel meer profileren. Dus niet alleen maar hard werken. En ervoor zorgen dat jullie niet op een positie terechtkomen die eigenlijk voor een gespecialiseerd verpleegkundige is.”
Verantwoordelijkheid
Ada ter Maten-Speksnijder heeft het over de professionele verantwoordelijkheid van de VS. Deze definieert zij als: “Datgene doen wat nodig is tijdens de uitoefening van je beroep, ook als je er nooit voor ter verantwoording wordt geroepen. Daarmee kan een verpleegkundig specialist zich onderscheiden van een verpleegkundige. Die professionele verantwoordelijkheid wordt gevormd door drie domeinen: zelfstandigheid, deskundigheid en rolontwikkeling. Bij zelfstandigheid hoort wat iemand mag; bij deskundigheid wat iemand kan en bij rolontwikkeling wat iemand wil.”
Zelfstandigheid
Ter Maten-Speksnijder: “Wat betreft de zelfstandigheid is gekeken naar het debat dat in Nederland is gevoerd in de afgelopen jaren over wat een verpleegkundig specialist mag. Dat debat werd voornamelijk gevoerd door artsen en veel minder door verpleegkundig leiders. Artsen schreven opiniestukken in bijvoorbeeld het NTvG en Medisch Contact. Daaruit kwam naar voren dat een groot deel van de artsen taken wel formeel wilde delegeren, maar dan wel eindverantwoordelijk wilde blijven.” Gezien de discussie over het wel of niet mogen voorschrijven waar Gallé het over had, geniet de VS dus nog steeds geen volledige zelfstandigheid.
Rolontwikkeling en deskundigheid
Om de rolontwikkeling in beeld te brengen, hield de onderzoekster interviews met ervaren VS’en. “Zij keken terug op hun transitie van verpleegkundige naar verpleegkundig specialist. In het begin waren ze erg zoekende. Ze waren hun vertrouwde routines kwijt, gingen van teambeslissingen naar individuele keuzes en moesten zoeken naar wat wel en niet mocht. Door ontwikkeling van klinische competenties en waardering van artsen en patiënten gingen ze zich uiteindelijk zekerder voelen. Dat is wel een proces van een aantal jaren geweest.”
Qua deskundigheid bij verpleegkundig specialisten onderzocht Ter Maten-Speksnijder bij studenten in opleiding tot Master Advanced Nursing Practice (MANP) wat zij belangrijk vonden. Daaruit bleek dat studenten vooral wilden bijdragen aan genezing of beter lichamelijk functioneren van patiënten. “Zij wilden vooral fysieke symptomen monitoren. Ze erkenden wel dat aandacht voor psychosociale problemen, stimuleren van therapietrouw en inschakelen van familie ook belangrijk waren, maar ze focusten vooral op fysieke problemen”, vertelt Ter Maten-Speksnijder. Zij geeft hiervoor als mogelijke verklaring: “De studenten worstelden erg met de volle omvang van de rol van VS. Misschien dat ze daarom focusten op fysieke problemen, want dat geeft houvast. VS’en moeten echter niet te veel vanuit de ziekte denken, maar ook vanuit de zieke. Anders is de zorg van de VS uitwisselbaar met de zorg van een arts-assistent. Een VS moet wel meerwaarde hebben”, aldus de docent-onderzoeker.
Verpleegsensitieve patiëntuitkomsten
VS’en hebben dus meerwaarde, maar moeten dat wel laten zien. Hester Vermeulen vertelt hoe zij dat kunnen doen en zich dus kunnen profileren. “Om aan te tonen dat verpleegkundig specialisten kwalitatief goede zorg leveren, is onderbouwing van de dagelijkse verpleegkundige handelingen nodig”, zegt zij. “Dat kan bijvoorbeeld door naar verpleegsensitieve patiëntuitkomsten te kijken. Dat zijn die uitkomsten waarop je als verpleegkundige het verschil kunt maken, op het niveau van zowel de patiënt, de professional als de organisatie. Voorbeelden zijn het voorkomen van vallen, het zorgen voor minder ondervoeding en minder medicatiefouten, het bevorderen van zelfredzaamheid en het verminderen van mortaliteit. Van VS’en is bekend dat zij vooral invloed hebben op uitkomstmaten zoals therapietrouw, voorkómen van onnodige diagnostiek, kwaliteit van leven en interprofessionele samenwerking. Voor een deel werken verpleegkundigen en VS’en al aan die uitkomstmaten door er promotieonderzoek naar te doen.”
Vermeulen laat titels van proefschriften van VS’en zien, waaronder ‘zorgvuldig sederen van kinderen’, ‘voorkomen van decubitus’ en ‘kwetsbaarheid en depressie’, maar ook ‘leiderschap’ en ‘kwaliteit van zorg’. “Dat is allemaal onderzoek naar uitkomstmaten die verbeterd kunnen worden, dus niet alleen op het niveau van de patiënt, maar ook voor jullie als professional. Die moeten nog wel geïmplementeerd worden, evenals evidence-based practice. Daarnaast is je aan de richtlijnen houden belangrijk. Verpleegkundigen en VS’en moeten echter wel in staat zijn om al die onderzoeksresultaten en die richtlijnen te gebruiken. Daar heb je wel een professionele en innovatieve context voor nodig, oftewel een vruchtbare aarde waar al die mooie onderzoeksresultaten tot bloei kunnen komen”, stelt de hoogleraar.
Professionele en innovatieve context
Voor het realiseren van een professionele en innovatieve context bestaan allerlei initiatieven, zoals professionaliseringsprogramma’s, een goede mix van op mbo- en op hbo-niveau opgeleide medewerkers en klinisch-academische carrièrepaden. Vermeulen: “Bij dat laatste is het de bedoeling om óf praktijk en onderzoek te combineren óf onderzoek en onderwijs óf lesgeven en de praktijk. Nu zijn de wegen erg opgesplitst. Dat is jammer, want juist kruisbestuiving tussen wetenschap, patiëntenzorg en onderwijs is van belang. Zo zijn onderwijs en patiëntenzorg volgens de laatste stand van wetenschap en worden de relevante onderzoeksvragen uit de dagelijkse praktijk gehaald. Dat bevordert ook de implementatie en dan heeft de patiënt er echt wat aan.”
Het effect van de verschillende initiatieven, zoals professionaliseringsprogramma’s, het onderscheid tussen mbo en hbo of het toevoegen van VS’en of academisch opgeleide verpleegkundigen, wordt nog zelden geëvalueerd. “Er is wel al aangetoond dat indien er meer hoogopgeleide (op hbo-niveau) verpleegkundigen op de chirurgische afdeling werken, er minder patiënten overlijden.”
Rol van de VS
De verpleegsensitieve patiëntuitkomsten worden volgens de hoogleraar nog te weinig gebruikt. Tegen de zaal zegt ze: “Daar hebben jullie een rol in. Ga in een aparte werkgroep of in je eigen ziekenhuis aan de slag. Kijk welke uitkomstmaten voor jouw specialisme relevant zijn. Ga die monitoren en evalueren. Zien ze er niet zo goed uit, start dan een kwaliteitsverbetertraject en maak daarbij gebruik van de kennis uit de wetenschap.” Op eenzelfde wijze kunnen VS’en evidence-based practice implementeren. Een aantal praktische tips: “Start met een contextanalyse: wat zijn de behoeftes, de kansen en de risico’s? Haal vragen uit de dagelijkse praktijk. Zoek evidence-based antwoorden in de literatuur en stel aan de hand daarvan protocollen op. Zet eventueel een eigen onderzoek op om de vraag te beantwoorden. Ga interprofessioneel te werk en organiseer bijeenkomsten. Je kunt ook een journalclub oprichten.” Een heel belangrijke tip: “Vraag managers om tijd, geld en visie.”
Dr. Marijke van Oosten, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 3