Uitbreiding van de TNM-subclassificatie bij gemetastaseerd, hormoongevoelig prostaatkanker met een extra categorie maakt een nauwkeurigere prognose mogelijk van de overlevingskans van de patiënt. Dit stellen Nederlandse onderzoekers in een recent artikel in de BJU International.
Bij ongeveer 15% van de mannen die de diagnose prostaatkanker krijgen te horen, is op dat moment al sprake van gemetastaseerde ziekte. Het aantal en de locatie van de metastasen hebben dan prognostische waarde, hebben onder andere de CHAARTED- en LATITUDE-studie laten zien.1,2 Met name viscerale metastasen en (vier of meer) botmetastasen gelden daarbij als ongunstig voor de overlevingskans van de patiënt. De huidige versie van de TNM-classificatie verdeelt metastasen in drie groepen: niet-regionale lymfeklieruitzaaiingen (M1a), uitzaaiingen in bot (M1b) en uitzaaiingen elders, waaronder viscerale metastasen (M1c). Hierbij geeft M1c de ongunstigste prognose.2
Volgens de TNM-classificatie dienen patiënten die metastasen hebben op meer dan één locatie, bijvoorbeeld zowel in niet-regionale lymfeklieren (NRLN) als in bot, altijd de classificatie M1c te krijgen. Dat maakt hun prognose even ongunstig als die voor patiënten met viscerale metastasen. Nederlandse onderzoekers onderzochten aan de hand van gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) of patiënten met gemetastaseerd, hormoongevoelig prostaatkanker (mHSPC) die bij diagnose zowel NRLN- als botmetastasen hebben, inderdaad een vergelijkbare prognose hebben als patiënten met viscerale metastasen.3
Laag-volume
Om hierin inzicht te verkrijgen, verzamelden de onderzoekers gegevens van ruim 14.000 patiënten die tussen 2010 en 2018 in Nederland zijn gediagnosticeerd met mHSPC. De mediane algehele overleving bedroeg 56,6 maanden, 36,2 maanden, 32,0 maanden en 20,0 maanden bij patiënten met respectievelijk alleen NRLN-metastasen, alleen botmetastasen, bot- en NRLN-metastasen en viscerale metastasen. Dit betekent dat de prognose voor patiënten met zowel bot- als NRLN-metastasen weliswaar minder gunstig is dan voor patiënten met alleen bot- of alleen NRLN-metastasen, maar gunstiger is dan voor patiënten met viscerale metastasen.
Van ruim 5.600 van hen (allen gediagnosticeerd na 2015) was ook bekend of zij volgens de CHAARTED-criteria hoog-volume- of laag-volumeziekte hadden. In deze subgroep van patiënten was het beeld hetzelfde als in de totale groep patiënten: de prognose voor patiënten met zowel bot- als NRLN-metastasen was minder gunstig dan voor patiënten met alleen bot- of alleen NRLN-metastasen, maar gunstiger dan voor patiënten met viscerale metastasen. Bij opsplitsing naar hoog-volume- en laag-volumeziekte beïnvloedt de gelijktijdige aanwezigheid van bot- en NRLN-metastasen vooral de overleving van de patiënten met laag-volumeziekte ongunstig (ten opzichte van alleen metastasen in bot of NRLN).
Extra categorie
Op grond van deze bevindingen pleiten de onderzoekers voor het toevoegen van een extra categorie in de TNM-classificatie. M1c zou voorbehouden moeten worden aan patiënten met bot- en NRLN-metastasen, terwijl patiënten met viscerale metastasen in de toekomst aangeduid zouden moeten worden met de nieuwe categorie M1d. Dit maakt volgens hen een meer fijnmazige prognose mogelijk, wat kan leiden tot een effectievere behandelkeuze.
Referenties
1. Sweeney CJ, et al. N Engl J Med 2015;373:737-46.
2. Fizazi K, et al. N Engl J Med 2017;377:352-60.
3. Heesterman BL, et al. BJU Int 2021 Nov 6. Online ahead of print.
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2022 vol 13 nummer 2