Jenske Geerling MANP, verpleegkundig specialist Palliatieve Zorg in het UMC Groningen, vertelde tijdens het voorjaarssymposium van het Netwerk VSO over de PEEP-studie: een studie naar de meerwaarde van pijneducatie in aanvulling op radiotherapie bij patiënten met pijnlijke botmetastasen.
Ongeveer 70% van de patiënten met kanker kampt met pijn. Vaak veroorzaken botmetastasen die pijn. Radiotherapie is dan een effectieve behandeling, maar niet voor iedere patiënt: bij ongeveer een derde is bestraling onvoldoende effectief. Dat kan van invloed zijn op de kwaliteit van leven van patiënten. Reden voor extra zorg dus.
Jenske Geerling en collega’s onderzochten in de PEEP-studie of een pijneducatieprogramma voor verlichting van klachten kan zorgen bij patiënten die bestraald worden voor pijnlijke botmetastasen. “Uit onderzoek is gebleken dat een pijneducatieprogramma mogelijk de pijnintensiteit vermindert en empowerment van patiënten vergroot”, verduidelijkt Geerling.
Opzet onderzoek
Patiënten van achttien jaar of ouder met een ongecompliceerde botmetastase van een solide tumor, een levensverwachting van drie maanden of langer en een pijnscore ≥5 voor hun ergste pijn werden gerandomiseerd over twee groepen. De controlegroep ontving standaardzorg; de interventiegroep kreeg voorafgaand aan de radiotherapie een face-to-face sessie, waarin onder andere misvattingen over pijn en pijneducatie werden geïnventariseerd aan de hand van stellingen, waarna er informatie op maat werd gegeven. Telefonische follow-up volgde in week één, vier, acht en twaalf na bestraling. Beide groepen vulden op dezelfde tijdstippen vragenlijsten in over de pijn die zij ervaarden en hun kwaliteit van leven.
Als primaire uitkomstmaat gold de ergste pijn na twaalf weken. Secundaire uitkomstmaten waren onder meer de tijd tot een pijnscore <5, de gemiddelde ergste pijn en de kwaliteit van leven. De gebruikte vragenlijsten waren de Brief Pain Inventory, EORTC QLQ-C15-PAL en de EORTC QLQ-BM22, met items over onder andere pijn, fysiek en emotioneel functioneren, vermoeidheid en kwaliteit van leven.
Uitkomsten
Na twaalf weken was het percentage patiënten met een NRS-pijnscore <5 significant hoger in de interventiegroep dan in de controlegroep (71% versus 52%; p=0,08). De gemiddelde tijd tot een NRS-score <5 was ook beduidend korter in de interventiegroep dan in de controlegroep (29 versus 56 dagen). Interventie had echter geen effect op de kwaliteit van leven. “Op geen van de onderzochte domeinen zagen we een verschil tussen de interventie- en controlegroep”, vertelt Geerling.
“Het idee was dat minder pijn tot een betere kwaliteit van leven zou leiden, maar dat blijkt niet zo te zijn.” De kwaliteit van leven wordt echter door zeer veel factoren bepaald. “Misschien is de pijn wel minder, maar krijgt iemand meer last van misselijkheid. Of komt misselijkheid meer op de voorgrond als de pijn minder is.” Gezien het feit dat tientallen patiënten al vroeg in de studie overleden - ondanks het inclusiecriterium van een levensverwachting van drie maanden of langer -, is het aannemelijk dat patiënten tijdens de studie flink verslechterden, waardoor zij last kregen van andere symptomen dan pijn.
Misvattingen
De meeste patiënten (91%) hadden op minstens één stelling misvattingen (mediaan 2, spreiding 1-6). Niet te veel pijnmedicatie willen nemen en pas starten bij ernstige pijn waren de vaakst voorkomende misvattingen.
Geerling concludeert: “Pijneducatie kan zorgen voor meer en snellere pijncontrole. De meeste patiënten hadden misvattingen op verschillende onderwerpen. Dat pleit voor voorlichting op maat.”
Dr. Marijke van Oosten, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2022 vol 13 nummer 3