Als hoofd van de afdeling Pathologie van het Radboudumc te Nijmegen, bestuurslid van nationale en internationale beroepsverenigingen en (hoofd)redacteur van verschillende vakbladen bouwde prof. dr. Han van Krieken een indrukwekkende carrière op. Sinds 19 mei jl. vertegenwoordigt hij als rector magnificus de Radboud Universiteit. “Als je op mijn leeftijd de kans krijgt om een mooie functie te bekleden waarbij je jouw ervaring kunt gebruiken en bovendien breder over wetenschap kunt nadenken, is dat een hele leuke uitdaging.”
Van Krieken was verrast toen hij voor de functie van rector magnificus werd gevraagd. “Ik heb toen heel goed over deze mogelijkheid nagedacht, want het is moeilijk om na zo’n lange carrière als patholoog je vak los te laten. Gesprekken met twee oud-rectores over de inhoud van de functie gaven echter de doorslag. Ik kende de functie vooral van het ceremoniële en als het dat alleen was geweest, had ik het niet gedaan. Tijdens die gesprekken werd me echter duidelijk dat je als rector magnificus daadwerkelijk richting kunt geven aan onderzoek en onderwijs. Daarnaast leek het me ook goed dat er weer eens iemand van het ziekenhuis rector werd. Tussen 1990 en 1994 was tandarts prof. dr. Fons Plasschaert rector magnificus, de laatste arts die rector werd, was prof. dr. Paul Wijdeveld en dat is nog langer geleden, van 1979 tot en met 1982 om precies te zijn.”
Plannen
Van Krieken werd op 19 mei jl. tijdens de dies natalis van de Radboud Universiteit als nieuwe rector magnificus geïnstalleerd. “Het was een leuke en spannende middag, waarop ik mij voor het eerst in mijn nieuwe functie aan de academische gemeenschap presenteerde. Bovendien kreeg ik de kans om in tien minuten de hoofdlijnen van mijn plannen als rector te introduceren. In essentie bestaan die uit het bevorderen van de samenwerking tussen de verschillende faculteiten en het verbeteren van de opleidingen die nu nog niet tot de top behoren. Het is vaak heel interessant om vanuit verschillende invalshoeken oplossingen voor problemen te bedenken. Binnen de zorg weten we bijvoorbeeld dat naast biologische processen ook allerlei andere factoren, zoals omgevingsfactoren, tot ziekte kunnen leiden. Met preventie valt er volgens mij dan ook nog veel winst in de zorg te behalen. In augustus zal ik tijdens de opening van het academisch jaar concreter op mijn plannen ingaan”, aldus Van Krieken.
Afbouwen
Academische ziekenhuizen hebben drie kerntaken: onderwijs, patiëntenzorg en onderzoek. Hoewel Van Krieken als hoofd van de afdeling Pathologie van het Radboudumc bij alle drie betrokken was, verwacht hij dat hij als rector magnificus vrijwel niet meer aan onderwijs en patiëntenzorg zal toekomen. “Wel zal ik ongeveer één dag per week aan wetenschappelijk onderzoek blijven besteden. Daar valt bijvoorbeeld onder het beoordelen van onderzoeksresultaten en het begeleiden van promovendi en postdocs”, aldus Van Krieken.
Naast zijn functie als afdelingshoofd bekleedde Van Krieken tot voor kort tal van nevenfuncties binnen nationale en internationale beroepsverenigingen en redactieraden. Tussen 2013 en 2015 was hij bijvoorbeeld voorzitter van de European Society of Pathology (ESP), en editor van Journal of Pathology en Virchows Archiv. Van Krieken: “Een groot aantal van deze nevenfuncties ben ik aan het afbouwen of heb ik al gestopt. Ik ben bijvoorbeeld nog één jaar past president van de ESP. Deze functie is met name gericht op het garanderen van de continuïteit binnen de vereniging en omvat geen zwaar takenpakket. Daarnaast ben ik vorige maand gestopt als trekker van het kwaliteitssysteem van de ESP. Ook ben ik recentelijk gestopt als adviseur van IKNL en de Deutsche Krebsforschung, als lid van de KWF Adviesraad, als editor van de vakbladen Virchovs Archive en Journal of Pathology en als lid van de redactieraad van Oncologie up-to-date. Ik aarzel nog een beetje over mijn werkzaamheden als editor bij het American Journal of Surgical Pathology, want dat doe ik al erg lang en kost me niet veel tijd. Daarnaast blijf ik nog een tijdje aan als hoofdredacteur van de Encyclopedia of Pathology en het door mij opgerichte Journal of Hematopathology.”
Dokter
Tijdens zijn carrière ontwikkelde en implementeerde Van Krieken een aantal methoden die nu wereldwijd als de standaard worden gezien. Van Krieken: “Zo heb ik bijvoorbeeld het cycline D1-positieve mantelcellymfoom gekarakteriseerd en introduceerde ik de moleculaire klonaliteitstest in de pathologie. Over die laatste gaf ik elk jaar een workshop, waar mensen uit de hele wereld naartoe kwamen. Binnenkort leid ik iemand op die deze workshop over zal nemen.
Maar eigenlijk vind ik ook het stellen van de juiste diagnose elke keer weer een persoonlijk hoogtepunt, ook al vier je dat dan in je eentje achter de microscoop. Daar heeft een patiënt immers ook echt baat bij, hoewel die in principe nooit zal weten dat jij als patholoog die diagnose hebt gesteld.
Laatst was er bijvoorbeeld een kind met een dreigende dwarslaesie. Op basis van mijn ervaring kon ik toen met grote zekerheid vaststellen dat het kind een osteosarcoom had. Vervolgens werd het patiëntje direct adequaat behandeld en raakte niet verlamd. Dat vond ik heel mooi en dat zal me nog lang bijblijven. Het geeft ook aan dat je als arts iets voor een patiënt kan betekenen zonder dat je die persoon zelf ziet. Ik miste het nooit om patiënten niet persoonlijk te zien en had echt het gevoel dat ik als dokter een belangrijke bijdrage aan de patiëntenzorg leverde.”
Toekomst
Hoe ziet Van Krieken de toekomst van de pathologie? “Het is een heel interessante tijd in de pathologie, omdat er veel dingen staan te gebeuren. Bijvoorbeeld binnen de moleculaire pathologie. Dat is nu al een volwassen discipline, maar ik verwacht dat er in de toekomst nog heel veel nieuwe inzichten zullen ontstaan. Het classificeren van ziekten op de manier zoals men dieren classificeert, is bijvoorbeeld snel aan het veranderen. Ik denk dat men in de toekomst veel meer gaat bepalen welke fouten in het DNA, en zeker ook in de eiwitten, van een individuele patiënt hebben geleid tot het ontstaan van een specifieke tumor. Dan krijg je een heel andere manier van tumorclassificatie en daaraan gekoppelde behandeling. Nu is deze benadering nog te hoog gegrepen, maar ik verwacht dat nieuwe ontwikkelingen in de informatica, wiskunde en systeembiologie ons hierbij zullen helpen.
Daarnaast denk ik dat door de snelle ontwikkeling van nieuwe behandelingen en de toegenomen kennis van tumoren onze manier van klinisch onderzoek doen zal veranderen. Behandelingen zullen toegespitst worden op zulke kleine patiëntenpopulaties dat de huidige gerandomiseerde fase 3-studies niet meer geschikt zijn. We zullen in de toekomst dan ook nieuwe studies nodig hebben om snel tot klinisch relevante resultaten te komen”, besluit Van Krieken.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Oncologie Up-to-date 2016 vol 7 nummer 3