Behandeling met de PARP-remmer niraparib als onderhoudstherapie na respons op platinumhoudende chemotherapie resulteerde in een aanzienlijk langere progressievrije overleving bij patiënten met platinumgevoelig recidief van ovariumcarcinoom. Dat bleek uit de eerste resultaten van de ENGOT-OV16/NOVA-studie.1,2 Ook patiënten zonder een bekende mutatie in een DNA-reparatiemechanisme profiteerden van niraparib, zij het in mindere mate dan patiënten met een BRCA-mutatie of een andere homologerecombinatiedeficiëntie.
Patiënten met recidiefovariumcarcinoom ontvangen vaak meerdere lijnen chemotherapie, met bijbehorende toxiciteit, maar vertonen telkens opnieuw recidieven en zullen uiteindelijk overlijden aan hun ziekte. De behoefte aan nieuwe behandelingen is dan ook groot, stelde dr. Mansoor Mirza (Rigshospitalet, Kopenhagen) in zijn presentatie tijdens het ESMO 2016 congres. Ongeveer de helft van de patiënten vertoont een homologerecombinatiedeficiëntie (HRD), een defect in een DNA-reparatiemechanisme. Door PARP te remmen ontstaan breuken in het DNA, die in HRD-positieve tumoren niet hersteld kunnen worden. Vooral platinumgevoelige tumoren reageren op behandeling met PARP-remmers.
In de dubbelblinde fase 3-studie ENGOT-OV16/NOVA evalueerde men de effectiviteit van de PARP-remmer niraparib als onderhoudstherapie met als doel progressie uit te stellen. Dit werd onderzocht bij 553 patiënten met een recidief van hooggradig sereus ovariumcarcinoom die respons vertoonden na platinumhoudende chemotherapie. De patiënten werden onderverdeeld in twee cohorten op basis van de aanwezigheid van germline (g) BRCA-mutaties (n=203) of de afwezigheid daarvan (n=350). Patiënten zonder gBRCA-mutatie ondergingen een test om de HRD-status te bepalen. Na 2:1-randomisatie ontvingen de patiënten niraparib (300 mg, eenmaal daags) of een placebo, tot progressie van de ziekte. De primaire uitkomstmaat van de studie was progressievrije overleving (PFS), gerekend vanaf het moment van deelname aan de studie, wanneer de patiënten al vier tot zes cycli chemotherapie hadden ontvangen.
Effectiviteit
Niraparib was opmerkelijk effectief bij patiënten met een gBRCA-mutatie. “Er was een sterke, statisch significante en klinisch relevante verbetering van de PFS”, aldus Mirza. De mediane PFS nam toe van 5,5 maanden met placebo tot 21,0 maanden met niraparib, met een HR van 0,27 (p<0,0001). Mirza: “Dit is een zeer duurzame respons. Na achttien maanden is de helft van de patiënten nog steeds onder behandeling zonder progressie te vertonen.”
Ook in het cohort zonder gBRCA-mutatie verlengde de behandeling met niraparib de PFS tot 9,3 maanden versus 3,9 maanden met placebo (HR 0,45). Bij de HRD-positieve patiënten binnen dit cohort was de verbetering nog duidelijker, met een mediane PFS van 12,9 maanden versus 3,8 met placebo (HR 0,38). Opmerkelijk was dat ook HRD-negatieve patiënten profiteerden van de behandeling met niraparib, met een mediane PFS van 6,9 maanden versus 3,8 maanden met placebo (HR 0,58). “Dit is hoogst significant en klinisch relevant”, zei Mirza. Ook hierbij was de respons duurzaam, een vijfde van de patiënten vertoonde na achttien maanden nog steeds geen progressie.
De meest voorkomende bijwerkingen waren trombocytopenie, anemie, neutropenie en vermoeidheid. Deze waren goed onder controle te houden met dosisreducties en behandelpauzes. De bijwerkingen van niraparib hadden geen nadelige invloed op de kwaliteit van leven zoals gerapporteerd door patiënten.
“Deze grensverleggende resultaten rechtvaardigen een studie met niraparib als onderhoudstherapie in de hele populatie”, concludeerde Mirza.
Referenties
1. Mirza MR et al. ESMO 2016; abstract LBA3.
2. Mirza MR, et al. N Engl J Med 2016 Oct 7. [Epub ahead of print].
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2016 vol 7 nummer 6