Onderhoudsbehandeling met azacitidine verbetert de ziektevrije overleving van oudere patiënten met acute myeloïde leukemie ten opzichte van observatie. Dat blijkt uit de gerandomiseerde fase 3-studie HOVON 97, waarvan prof. dr. Gerwin Huls (UMC Groningen) de resultaten presenteerde tijdens de 59e ASH Annual Meeting in Atlanta.
Bij veel oudere patiënten met acute myeloïde leukemie (AML) die na intensieve chemotherapie complete remissie bereiken komt de ziekte uiteindelijk toch terug. Om de remissieduur bij deze oudere patiënten te verlengen, kregen ze in de HOVON 97-studie onderhoudsbehandeling met azacitidine.1 “Azacitidine was daarvoor een goed middel, omdat het niet heel toxisch is en toch activiteit heeft tegen AML en myelodysplastisch syndroom (MDS). De hypothese was dat als je bij oudere AML-patiënten remissie hebt bereikt, je een MDS-achtige staat overhoudt, met instabiele klonen die mogelijk nog een recidief kunnen geven. Azacitidine is een aantrekkelijk middel als onderhoudsbehandeling, omdat het een bewezen effectief middel is voor MDS”, vertelde Gerwin Huls in een interview met Oncologie Up-to-date.
HOVON 97
In de multicenter HOVON 97-studie includeerden de onderzoekers 116 patiënten met AML of MDS-type refractaire anemie met exces aan blasten (RAEB), die 60 jaar of ouder waren en een complete remissie (<5% blasten) hadden bereikt na intensieve chemotherapie. Na randomisatie kreeg de helft van de patiënten onderhoudsbehandeling met azacitidine (50 mg/m2 op dag 1-5, elke vier weken) totdat een recidief optrad, gedurende maximaal twaalf cycli. “Dit is een ander schema dan gebruikt wordt bij MDS. Omdat deze mensen intensieve chemotherapie hebben gehad, wat ouder zijn, en de beenmergreserve wat minder is, hebben we voor dit schema gekozen”, aldus Huls. De andere helft van de patiënten werd alleen geobserveerd. De primaire uitkomstmaat was ziektevrije overleving (DFS), tot de secundaire uitkomstmaten behoorden algehele overleving (OS) en toxiciteit.
Verbeterde DFS
De onderhoudstherapie met azacitidine werd goed verdragen. De meeste behandelingen werden volgens schema gegeven, met de volledige dosis (81-97% gedurende cycli 1-12). In totaal voltooide 63% van de patiënten in de azacitidinearm alle twaalf cycli. Serieuze bijwerkingen kwamen vaker voor met azaciticine dan in de controlearm (veertien versus vier gevallen), waarvan één van graad 3, twee van graad 2 en elf van graad 1.
“De primaire uitkomstmaat van de studie is gehaald. Onderhoudsbehandeling met azacitidine verbeterde de DFS significant ten opzichte van observatie”, meldde Huls. Daarbij was de hazard ratio 0,61 (p=0,019). Na twaalf maanden was de DFS 63% met azacitidine, versus 39% met observatie. “Dit is een heel eenvoudige studie, maar met een duidelijk significant, positief resultaat. Dat is mooi, omdat we niet zo vaak positieve studies hebben bij AML.” Zowel patiënten met een gunstig of intermediair risicoprofiel als met een ongunstig risicoprofiel vertoonden een betere DFS bij onderhoudsbehandeling met azacitidine.
De OS verbeterde niet-significant met azacitidine ten opzichte van observatie (HR 0,84; p=0,46). De onderzoekers denken dat dit te maken heeft met follow-upbehandelingen die de patiënten kregen. In de observatiearm ondergingen significant meer patiënten een allogene stamceltransplantatie dan in de azacitidinearm (elf versus drie). Na censoring van deze patiënten was het verschil in OS bijna significant (p=0,07).
Azacitidine is niet geregistreerd voor deze indicatie. Bovendien worden AML-patiënten die een complete remissie bereiken na intensieve chemotherapie steeds vaker getransplanteerd. “De klinische toepassing van deze resultaten is daarom nog ingewikkeld”, aldus Huls. Hij kijkt uit naar de resultaten van een studie vanuit de industrie met oraal azacitidine in dezelfde setting.
Klik hier voor het video-interview met Gerwin Huls.
Referentie
1. Huls G, et al. ASH 2017: abstract 463.
Dr. Astrid Danen, medical writer
Oncologie Up-to-date 2018 vol 9 nummer 1