Bij oudere personen met kanker dient de behandeling afgestemd te zijn op hetgeen deze – vaak kwetsbare – patiënten aankunnen. Tijdens de 35e Oncologiedagen van de V&VN bespraken drs. Monique Slee-Valentijn, internist ouderengeneeskunde, Jacqueline Hornstra, specialist ouderengeneeskunde en fysiotherapeute Edith Schoen (allen Cordaan, Amsterdam) hoe zorgverleners de conditie van oudere patiënten met kanker kunnen inschatten en optimaliseren.
“De conditie van de oudere patiënt met kanker is een belangrijke factor bij het bepalen van het behandelplan. Het beste is om daar een objectieve maat aan te geven, zodat je die conditie kunt beschrijven in een taal die aan andere zorgverleners duidelijk maakt om wat voor patiënt het gaat”, aldus Monique Slee-Valentijn.
Risico op chemotoxiciteit
Leeftijd alleen is niet genoeg om de conditie van een oudere patiënt weer te geven en de gevolgen van een behandeling te voorspellen. Voor de algemene populatie is de Karnofsky Performance Scale (KPS) ontwikkeld. De schaal van 0 tot 100 zegt iets over het functioneren van de patiënt in het dagelijks leven en dat zou de prognose van een patiënt en een eventuele behandeling bepalen. Past de KPS ook bij ouderen en kanker? Slee-Valentijn: “In een studie met oudere patiënten met coloncarcinoom kreeg 57% van de patiënten met een KPS-score van 70 of minder chemotoxiciteit. Van degenen met een KPS-score van 100 kreeg ook 54% chemotoxiciteit. De KPS is dus geen goede voorspeller voor het verloop van chemotherapie bij ouderen.”
Uit diezelfde studie bleek een andere score beter het risico op chemotoxiciteit weer te geven. “Bij deze Total Risk Score werd naar domeinen gekeken zoals voedingstoestand, cognitie, sociale situatie en mobiliteit van de patiënt. Het is bekend uit de ouderengeneeskunde dat mobiliteit, zoals loopsnelheid, een voorspellende waarde heeft voor overleving” aldus Slee-Valentijn.
Short Physical Performance Battery
Die mobiliteit is weer te geven in getallen met de Short Physical Performance Battery (SPPB). Deze bestaat uit een aantal eenvoudig uit te voeren tests, zoals de balanstest, de loopsnelheidtest en de sta-optest. “Het is wel heel belangrijk deze tests altijd op exact dezelfde wijze te doen”, waarschuwde Slee-Valentijn. “Anders kun je patiënten niet onderling vergelijken of hun mobiliteit in de tijd volgen.” Voor een gestandaardiseerde afname van de looptest verwijst zij naar een filmpje van de HOVON op YouTube.1
Een andere objectieve maat die iets zegt over de conditie van de patiënt is de handknijpkracht, eenvoudig te meten met een instrument. Slee-Valentijn: “In feite zegt dat iets over de spiermassa van een patiënt en onderzoek laat zien dat een lage spiermassa gerelateerd is aan chemotoxiciteit ”
Geriatrische oncologische revalidatie
Is een geschikte oncologische behandeling gekozen, dan kan een bijpassend revalidatietraject worden gezocht. Oncologische revalidatie wordt gedaan tijdens en na de in opzet curatieve behandeling en in de palliatieve fase. Jacqueline Hornstra: “De revalidatie bestaat uit een aantal modules, waarvan fysieke training en voeding de belangrijkste zijn. Andere modules zijn psychosociale begeleiding en coaching & energieverdeling.” De geriatrische variant van de revalidatie is vergelijkbaar. “Het verschil zit vooral in de doelgroep: kwetsbare mensen met een lage belastbaarheid”, vertelt Hornstra. “De revalidatiemethoden zijn bij hen vooral gericht op aanpassing aan de nieuwe situatie, behoud van kwaliteit van leven, zelfstandig functioneren en sociale participatie.”
Geriatrische revalidatiezorg
Om voor geriatrische revalidatiezorg (GRZ) in aanmerking te komen dient een patiënt aan een aantal criteria te voldoen. Zo moet er sprake zijn van één of meer aandoeningen die het functioneren nadelig beïnvloeden, moet een multidisciplinaire behandeling nodig zijn om het functioneren te verbeteren en moet er een kans op terugkeer naar huis zijn. Andere vereisten zijn voldoende motivatie, belastbaarheid en leerbaarheid bij de patiënt voor revalidatie met lage intensiteit.
Uit de zaal komt de vraag: wie bepaalt of iemand de geriatrische oncologische revalidatie ingaat? Hornstra: “Er moet gedacht worden aan geriatrische oncologische revalidatie door iemand die een goed beeld heeft van de patiënt en die weet wat deze vorm van revalidatie ongeveer inhoudt. Verpleegkundigen zouden hierin een belangrijke rol kunnen spelen. In de praktijk gebeurt aanmelding voor triage nu vaak door medewerkers van het transferbureau van het ziekenhuis. Een specialist ouderengeneeskunde triageert op basis van de door het transferbureau aangeleverde informatie. Voor patiënten die niet opgenomen zijn in het ziekenhuis geldt een andere route: een geriater/internist ouderengeneeskunde triageert na een poliklinisch afgenomen ‘comprehensive geriatric assessment’.
Fysiotherapie en kanker
Fysieke training vormt een belangrijk onderdeel van de oncologische revalidatie. “Bij kanker kunnen mensen door pijn, vermoeidheid en functieverlies minder belast worden, waardoor zij ook minder gaan bewegen”, aldus Edith Schoen. “Een gereduceerd spier- en botgebruik leidt weer tot een verminderde conditie en dat kan weer resulteren in inactiviteit.” Dit proces is tegen te gaan door al in de eerste fase van de antikankerbehandeling te beginnen met fysiotherapie. “Onderzoek wijst uit dat mensen de vermoeidheid dan minder ervaren en er een actievere levensstijl op nahouden. Dat verhoogt de kwaliteit van leven. Patiënten kunnen een behandeling, zoals chemotherapie, ook beter aan.”
“Fysiotherapie bij kanker is wel maatwerk”, merkte Schoen op. “Je moet rekening houden met oudere personen, met comorbiditeit, het soort kanker, de bijbehorende behandeling en de situatie van de patiënt.” Als voorbeeld noemde zij de verhoogde kans op osteoporose bij mannen met prostaatkanker die een hormoonbehandeling ondergaan. “Bij hen is het belangrijk dat je botbelastende oefeningen geeft om de botdichtheid te verhogen. Zwemmen is dan niet de aangewezen therapie, want dat is niet botbelastend.”
Een andere uitdaging vormen patiënten die niet willen meewerken, omdat zij het leven niet meer zien zitten. “Dan ga je vooral inzetten op participatie. Je laat iemand niet steeds een bepaalde oefening doen, maar zorgt dat die persoon weer zelf naar het toilet gaat, een klein wandelingetje buiten maakt of even bij de kinderen op bezoek gaat. Kleine, eenvoudige doelen zijn dan belangrijk”, aldus Schoen.
Referentie
1. Instructiefilm Loopsnelheid. Te raadplegen via https://youtu.be/264m6BHcxi0
Dr. Marijke van Oosten, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 1